| |
| |
| |
Derde hoofdstuk.
Over een familie-tragedie; over een stoute expeditie en over den toekomstigen man van Rookworst.
Zooals dat gaat in het leven van vroolijke jongelui: het incident met de spiek-studie was spoedig vergeten. Nieuwe avonturen wachtten den leden der club.
Natuurlijk had het gebeurde de populariteit der club doen toenemen. Eenige dagen lang was op de H.B.S. algemeen over de zaak gesproken en spoedig werd ‘De Nederlandsche Kroon’ aangeduid met den door Elly uitgedachten naam van ‘De Knal-club van 3a’. Alles trouwens in het leven van Nachtegaaltje was ‘knal’ en hunnerzijds vonden de jongens haar een echte knal-meid. Want ze konden altijd op haar rekenen. Ze werd de ziel van de club. Ze bedacht korte en lange fietstochten; ze zette uitstapjes in elkaar; ze was altijd uitbundig en altijd opgeruimd. En 't aardige was: niemand ‘zag’ er wat in, dat zij als eenig meisje in de club zat. Ze kenden El allemaal: haar natuur, haar karakter, haar temperament lag open en bloot voor iedereen. Een oprechte, enthousiaste meid was ze.
Spoedig echter zou de club stilzwijgend getuige zijn van een familiedrama, zooals ze er nooit één hadden gedroomd.
Een reizend circus had voor een paar weken z'n tenten
| |
| |
opgeslagen in Rotterdam. De club wilde er ook eens heen: het liep zoo langzamerhand naar de laatste voorstellingen. Maar hoe zat het met de duiten? Lijn Tien schreef een vergadering uit, in de kamer van Max, om te beraadslagen of de stand der kas veroorloofde, op één der volgende dagen een bezoek aan het circus te brengen. Voor de bijeenkomst beginnen zou, gingen ze hun opwachting maken bij de tante's. Maar groote-grutten, wat zagen die er fijn uit. Ze waren in pontificaal en op tafel stonden verschillende uitgezochte lekkernijen. Hé, dat was niet speciaal voor de club, dat zag Nachtegaaltje dadelijk, daar keken de tante's te plechtig en te ernstig de wereld voor in.
- ‘Jongelui’, zei Tante Ans, ‘we krijgen visite. Verlovingsbezoek.’
Toen vertelde ze verder: ze hadden nòg een neef. Een neef, waar ze altijd veel van gehouden hadden. Max had hem al meer dan eens ontmoet hier in huis. Maar die neef was een rare neef: nu eens had hij dit dan weer dat omhanden, nu eens zat hij in Duitschland, dan weer in Frankrijk of in Engeland. Een jongen met avontuurlijk bloed, die nooit ergens rust had gehad, maar die, anderzijds, een hartelijke natuur bezat. Een beetje vliegende-vogel-achtig en altijd met onverwachte streken op z'n kompas. Die had vanmorgen getelefoneerd: hij was verloofd, vrij plotseling, ging nu voor een poos uit de stad, en of hij nu even zijn meisje mocht komen voorstellen, en tegelijk voor een tijdje afscheid nemen. En natuurlijk hadden ze gezegd van graag, want ze hadden - nog eens - altijd veel van dien neef gehouden. En daarom waren ze in pontificaal en daarom waren er fijne gemberkoekjes en versche plakken janhagel in huis, waar Nachtegaaltje smachtende blikken heen-wierp.
| |
| |
Och, de tante's kwamen er gewoon niet van uitgepraat. Overstuur waren ze. Die jongen toch. Die ontoerekenbare jongen! Om daarmee zoo plotseling aan te komen. Altijd vol verrassingen zat hij. Want ze wisten er kasuweel niets van. Hij was hier nog pas geweest, hij had pas nog janhagel - zijn lievelingskost - zitten snoepen, letterlijk vier dagen geleden, en toen had hij nog geen kik gegeven, en nu in eens dat bericht van zijn verloving. En dat-ie vanavond zijn meisje kwam voorstellen. Het was om stijf te staan van sensatie. Want daar moet je toch op rekenen, nietwaar? En toevallig had nèt vandaag de meid vrij, voor een familiefeestje. Maar enfin, tante Nel had gauw opgebeld om janhagel en gemberkoekjes en tante Ans had een extra bakje koffie gezet. Want een koffie-leut dat-ie was, die Frans, nee maar!
En nu zaten ze te droomen en te fantaseeren en te wachten.
Z'n meisje.........
Z'n verloofde.........
Een schat moest ze zijn. Een juweel. En een degelijke, oud-Hollandsche huismoeder. Want Frans zou alleen houden van een lieve, zindelijke, prima vrouw.
Niet die liflaffies van tegenwoordig. Nee, een vrouw als zij: als Tante Nel, als Tante Ans.
Tante Nel lachte.
Ze keek met welbehagen naar den schotel verschen janhagel. O! wat zouen ze veel gaan houden van Frans z'n verloofde. Het meisje van hun lieven neef.
De Bel.
Alsof ze op een gloeiende kool zaten, zoo vlogen ze eensklaps op. En de club, die was blijven plakken, nèt zoo.
- ‘Mensch!’ zei Tante Nel.
| |
| |
- ‘Mensch!’ zei Tante Ans.
Maar Tante Nel, altijd een tikje bij-de-hand-ter, was het eerst op het portaal, dat naar de voordeur leidde.
- ‘Kom boven, Fr.........!’ en toen rolde ze, bleek en nerveus, naar binnen.
Sprakeloos.
Tante Ans, die er niets van snapte en aan zenuwen dacht, (och, een zoon van een eigen zuster, nietwaar?) liep naar het portaal, om als commissie-van-ontvangst op te treden.
- ‘Kom binnen, Fr.........!’ en toen viel ook zij bleek en nerveus de kamer in.
Sprakeloos.
Dan kwam Frans binnen, en de verbijsterde oogen der twee tantes en de niet-minder verbijsterde van de club van 3a zagen als pure werkelijkheid, wat de tante's op het portaal nog gedacht hadden als het schimmige wezen van haar fantasie: het meisje van Frans had een baard. Een volle, zwarte baard. Een duivelsche, vervaarlijke baard, die tot ver op de borst hing.
- ‘Tantes’, zei Frans, ‘mag ik u even mijn verloofde voorstellen? Irma. Ze is een Roemeensche. Ze ziet er wel een beetje vreemd uit, niet? Maar dat is niks hoor! Dat went wel!’
De tantes begonnen aan een grap te denken. Die ondeugende Frans ook. Altijd vol moppen. Van jongs af. Ze kikkerden werkelijk op van de gedachte. Maar toch vonden ze 't erg, om twee goeje tantes zoo de steenkoude stuipen op d'r lijf te jagen. Op een herfstavond.
Irma stond midden in de kamer. Ze droeg een schattig mousselientje van licht-blauw, waarboven de baard bekoorlijk golfde.
Tante Nel giechelde. Tante Ans werd zelfs overmoedig.
| |
| |
- ‘Doe 'm nou maar af!’, zei tante Nel.
- ‘Isoë-liè-la!’ zei Irma, die geen Hollandsch verstond en Frans vragend aankeek.
- ‘Wat af?’, vroeg Frans.
- ‘Doe hem nou maar af, Irma!’ zei tante Ans. ‘We snappen het wel!’
- ‘Tantes’, zei Frans, ‘mag ik u mijn verloofde voorstellen? Irma,’
- ‘Af?’ zei Frans.
- ‘Die baard natuurlijk,’ zei Tante Ans.
- ‘Dat zal niet gaan, tante’, zei Frans lachend. ‘Irma is de vrouw met den baard. Die baard is juist de hoofdzaak van Irma. Als ze die af kon doen, was ze niks waard. U hebt toch wel gelezen van het circus dat hier speelt? Nou, daar hoort ze bij. Ze verdient geld als water. Door haar baard. Ik ben een paar dagen geleden, toen ik in het circus zat, verliefd op haar geworden. En
| |
| |
zij op mij. Binnenkort trouwen we. Ze heeft al een reuze-spaarpot Alleen door haar baard. In dien baard zit onze toekomst, ons huishouden, ons ameublement. En nu ga ik voorloopig met het circus mee-reizen. Daarom kom ik afscheid nemen. Ik wensch Irma en haar baard te vergezellen. Ik begin al Roemeensch te kennen’.
De tantes waren teruggevallen op de stoelen, bleek en verdrietig. Frans, hun jongen, hun troetelkapoet, verloofd met de vrouw met den baard, waarover ze in de krant hadden gelezen. Als een bom viel het in haar ziel en in haar salonnetje.
Irma sprak niet veel. Leek zelfs bedeesd. Maar toen ze haar kopje koffie uitdronk, viel de helft er van in haar baard.
- ‘O, we houen zooveel van elkaar. We zijn heel gelukkig. 't Was liefde op het eerste gezicht!’
- ‘Jirie-patsa!’ zei de baard, en het was als een stem uit een grafkelder. Toen at de baard boter-janhagel.
- ‘Meneer,’ vroeg Nachtegaaltje, ‘als Irma nu in bed ligt, heeft ze dan haar baard onder of boven de dekens? Wilt u haar dat eens in het Roemeensch vragen?’ - Maar dat deed Frans niet.
Irma wrong haar baard uit, streek haar mousselientje recht en maakte zich gereed om te vertrekken. Ze gaf de tante's zelfs een zoen. Met den mond en met den baard.
De tantes rilden.
Bleek en slap keken ze door het spionnetje het jonge paar na. En ze zagen hoe de menschen er grinnekend achter liepen.
De club had, op die eene vraag van El na, niets gezegd. De club had heel de bereddering aan de arme tante's overgelaten. De clúb had alleen maar zitten kijken,
| |
| |
onder den indruk van het drama dat zich hier ontwikkelde. Maar toen het jonge paar zich verwijderd had, was het weer Nachtegaaltje, die altijd een beetje wijsgeerigen aanleg toonde, en zei:
- ‘Waarom zou een meisje niet mogen baarzen? Waarom zou een vrouw met een baard niet mogen trouwen? Ik vind het een echte interessante gebeurtenis in een familie!’ En, stoïcynsch, stak ze een fijn gemberkoekje in haar mond.
Maar de tante's waren nog niet over de tragiek van het geval heen. Een vrouw met een baard. Een Roemeensche baard. Welke man leeft er nu op kosten van den baard zijner vrouw? Ze vonden het in hun fatsoenlijke familie een schandalisatie. En een bewijs dat Frans eenvoudig tot elk avontuur in staat was. Maar voor de leden der club stond het nu vast: ze zouden naar het circus. En den volgenden avond zat De Nederlandsche Kroon met popelende harten op het nummer te wachten van de vrouw met den baard. En toen eindelijk Irma werd voorgesteld en eenigen uit het publiek werden uitgenoodigd zich te komen vergewissen, dat het geval ‘echt’ was, riep Lijn Tien:
- ‘Toe Max, 't is jouw nicht. Ga jij dien baard eens inspecteeren. De eer van je familie staat op het spel!’
Met een kleur als een papaver bleef Rookworst zitten, maar Nachtegaaltje en Lijn Tien lieten er geen gras over groeien en gingen op onderzoek uit. Elly graaide in den baard, trok er aan, zoodat ‘nicht’, die het stel herkende, een Roemeensch protest liet hooren. En den volgenden dag kwam Nachtegaaltje bij de tante's met de jubelende boodschap, dat de baard ‘authentiek’ was, een ware knal-baard, en toen ze er toch eenmaal was, at zij de rest van de gemberkoekjes op. Echte knal-koekjes.
| |
| |
Nog in dezelfde week kwam Nachtegaaltje met een dol plan voor den dag. - ‘Kijk eens, geliefden’, zei ze, ‘wat ik uit het Nieuwsblad heb geknipt.’ En ze toonde een advertentie.
Mevrouw Hillegonde - Gedempte Slaak
Geeft raad in alle duistere zaken. Voorspelt de toekomst. Zegt wat U mankeert. Consult van 10-10 uur, Ook 's Zondags. - f 1.-.
Alleen voor Vrouwen en Meisjes.
- ‘Nou......... èn?’
- ‘Daar gaan we heen. Een knal-idee. De club doet immers in alles? We zijn precies een stelletje ongeregeld. Ik wil ook wel eens raad hebben in duistere zaken. En Rookworst ook!’
- ‘Ik?’
- ‘Jij!’
- ‘En d'r staat: alleen voor vrouwen en meisjes!’
- ‘Zie ik ook wel, knal-domkop. Maar jij moet je verkleejen als meisje. Dat is juist de mop!’
Lijn Tien en Pukkel sprongen een meter hoog op 't idee alleen. Die lollige, leuke Nachtegaal. Die knal-Nachtegaal. Hoe kwam ze er op? Maar Max keek beteuterd.
- ‘Durf je niet, jongen? Heb je er den moed niet voor? Je staat vèr achter bij je neef: die trouwt een Roemeensche vrouw met een Roemeenschen baard, en jij wordt bang om zoo'n onnoozel grapje te hebben. Maar ik zal eenvoudig m'n voorstel in stemming brengen.’
- ‘Laat maar’, zei Max. ‘Ik zal je zin wel doen, Nachtegaaltje. Als je me maar zegt hoe het moet.’
| |
| |
O! ze had in een oogwenk haar plannetje uitgewerkt. Dat mankeerde bij haar nooit. De uitvoering van een denkbeeld ging steeds even rap en voortvarend als het initiatief er toe. Ze had een volledig stel goed voor 'm en zou het vanavond al bij hem thuisbezorgen. Wachtmaar. Om zeven uur bij Rookworst thuis. Allemaal.
Prompt op tijd was de club aanwezig. Ze waren vol spanning naar het avontuur. El had een pakje onder den arm, voor Max.
- ‘Zie-zoo jongen. Jij je verkleejen en wij beneden bij de tante's. Tot straks. Zorg maar dat je er schattig uitziet!’
De tante's, die van den prins nog geen kwaad wisten, keken haar oogen uit, toen Max binnenkwam in een sierlijk crèpe-de-chine blousje van donkerblauw, een bruine rok, met een paar zalm-kleurige kousen er onder uit en op z'n jongenskop een grijs vilten dames-hoedje. Toen ze van 't plannetje hoorden, keken ze bedenkelijk. Wat een gebeurtenissen in de familie, tegenwoordig. Maar toch moesten ze er om lachen.
- ‘Je haar, jongen, je haar’, zei Nachtegaaltje, ‘dat zou je nog verrajen’, en ze werkte de restanten van z'n krullebol onder het vilten hoedje. ‘En denk om je stem, dat je die verandert. De eer van de knal-club De Nederlandsche Kroon staat op het spel.’
Schaterend verliet het viertal, nadat Max nog een mantel los over z'n dames-pakje had aangetrokken, de woning der tante's. Max vertikte het in een tram te gaan: daarin zou hij z'n wil doordrijven. Dan maar loopen naar de Gedempte Slaak. Lijn Tien en Pukkel zouden buiten wachten op den afloop der seance, en Nachtegaaltje zou beginnen met 't woord te doen. Dat was haar toevertrouwd.
| |
| |
Na een hoekigen trap van het merk breek-je-nek-niet opgeklommen te zijn, kwamen Nachtegaaltje en Rookworst in de salon van Hillegonde. Ze zat in een gemakkelijken stoel, met een kanariepietje aan haar rechterhand. De kamer was door een schemerige petroleumlamp slecht verlicht; een zeer goede sfeer voor het oplossen van duistere zaken. Ze knikte genadig met het hoofd toen de twee binnentraden en wees op een paar vettige stoelen, met versleten rood pluche overdekt.
- ‘Mevrouw’, begon El.........
- ‘Twei gulden alsjeblief’, zei de begenadigde en hief haar rechterhand vermoeid op. ‘'t Is bij feruitbetaling.’
- ‘Twee?’ zei El, ‘we komen alleen voor m'n vriendin.’
- ‘Dan mag uwes niet meekomme, dame. Ik practisjeer de mensche nooit in gezelschap.
- ‘Dan ga ik ook weg’, zei Max met een piepstemmetje, doodsbenauwd, dat hij het wonder alleen zou moeten ondergaan.
Toen mevr. Hillegonde zag dat de buit haar zou ontsnappen, draaide ze bij: tegen het verhoogde tarief van ƒ 1.25 zou ze dan maar helpen. Ze kreeg het geld.
- ‘Mevrouw’, zei Nachtegaaltje, ‘hier m'n vriendin zou gaarne de toekomst willen zien. Ze heeft een groot verdriet, zoo jong als ze is. Het drukt haar geheel ter neer, nacht en dag!’
- ‘Dat komp meir foor, dames. Smart en kruis benne niet an een leeftijd verbonde. Gaat u maar eens rustig sitte, juffrouw. Een beitje dichterbij: uwes ééne knie tegen de mijne als-je-blieft, dat is voor het ketact, dan gaat de stroom fan u in main en omgekeerd.’
- ‘Knal’, zei El.
| |
| |
- ‘En nou stil’, zei 't Wonder, nadat Rookworst niet zonder rilling z'n linkerknie tegen de rechter-dito van mevrouw Hillegonde had gelegd.
De waarzegster liet zich zachjes achter-over in haar stoel vallen en sloot de oogen. De kanariepiet tjilpte.
- ‘Piet’, vleide El.
- ‘En nou stil’, zei 't wonder.
- ‘Stilte dames. Als 't er rumoer is, werkt het niet......... Zoo......... ik sie, ik sie......... ik sie een big......... een fette big......... Dat beteekent onrust......... uwes sal nog veel strijd te overwinne krijge......... Maar stil, naast de big......... sie ik......... een raus......... Een rauje raus......... Uwes sal overwinne......... Hai is swart, nietwaar dames?......... Hai is swart......... Ja,......... ik sie een matteklopper en klavere-aas......... De matteklopper beteikent dat-ie uwes lief heb.........’
- ‘Knal’, zei El.
- ‘Nou breik u me af,’ zei 't Wonder boos, de oogen openend en zich weer oprichtend. ‘Ik was net op gang......... As uwes dat wéér doet, mot ik faiftig spie extra frage, voor het nieuwe ketact.’
| |
| |
- ‘Alsjeblieft niet.........!’
- ‘As uwes dan maar stil ben......... Ik werrek volges m'n eige metode, maar hurrie ken ik nie hèèè......... So, hai heit u lief......... fàst wel......... en klavere-aas wil segge raikdom......... Alles komp terech, dame, alles komp foor de bakker, maar uwes moet 'm nie achterna loopen......... dat schrikt af......... Zoo, en nou u soms ook, dame?’ vroeg de Helderziende, zich weer oprichtend. ‘Foor één guldetje!’
- ‘Dank u’, zei Nachtegaaltje. ‘Ik geloof er niet aan, zooals m'n vriendin.’
- ‘Wat u seg’, kwam 't Wonder bits, ‘geloof u-er niet an? Och, ja, u ben een gewoon mensch, u begraip sulleke dinge niet, maar wil uwes wel gloofe dat me knariepiet hier het wel snap? Dat is het misterie, dat werkt......... En foor twei maffies meer zie ik tot in uwes grijsheid.’
- ‘Dan moet de stroom zeker door allebei de knieën gaan?’ vroeg El. Rookworst proestte het uit van den lach: ‘Ik kan niet meer,’ brulde hij. En door dien lach had hij zich verraden. 't Wonder staarde met groote oogen, en merkte dat ze beetgenomen was, Max en El vlogen op, stikkend haast in de vroolijkheid, de band van de rok, die toch al nauw om de breede taille van Rookworst gezeten had, knapte en het meubelstuk zakte af. Max sprong er lenig uit en gekleed in een blauwe blouse, een opgeslagen jongens-broek en zalm-kleurige kousen met een mantel er los over heen, rende hij de trap af, met Nachtegaaltje op de hielen, en viel in de open armen van Lijn Tien, die buiten te wachten stond. Het raam van de eerste verdieping werd opgeschoven.
- ‘Tuig’, schreeuwde het Wonder, en de rok van El vloog uit het raam op straat.
| |
| |
De club lag in kronkels van jolijt. Rookworst snakte naar adem.
- ‘Hai heit d'r lief’, miauwde Nachtegaaltje. ‘Se kraig 'm. De fette big seg-'t. Se wort raik ook. Gelukkige Rookworst. En dat voor ƒ 1.25.’
Als een vliegende storm vielen ze bij de tante's binnen, die tranen lachten en op gevulde koeken tracteerden.
En:
den volgenden dag werd het geval in kleuren en geuren op de H.B.S. bekend en deed de populariteit toenemen van ‘de knalclub van 3a’. De toekomstige man van Rookworst werd een figuur van beteekenis.
|
|