van de Sansculotten, om een gepast evenwicht te bereiken. Ook wij zullen gewichtige Dagbladen, Nieuwsposten en Observators laten drukken. In één woord, wij zullen tonen dat wij evenmin als zij voor de poes zijn!
Laten onze boudoirnufjes (de erenaam van vrouwen onwaardig) ons rustig uitmaken voor Judiths, Xantippes, Bemoeiallen. Wíj zullen wereldkundig maken dat de onvervreemdbare rechten van de vrouwen geen gewaande rechten bij de vrouwen van nederland zijn.
En als het waar is, helaas! dat de verlichting nog niet zo ver doorgebroken is dat onze gebroekte Curators onze waarde in het politieke zonder vergrootglas kunnen ontdekken, dan zullen wíj alles in het werk stellen om de republikeinse grondbeginsels die ons bezielen aan de dag te laten treden!
(“Dat zullen wij! Dat zullen wij!” was het eenparig geroep van de gezamenlijke vergadering.)
Dat zullen wij niet! hernam de spreekster van dit vrouwelijk parlement. Bij Pallas! Dat zullen wij niet! Want de ondervinding heeft ons geleerd dat wij de grootste wonderen verricht hebben met ons spel verborgen te houden.
Ik dacht wel dat het vuur der vrouwelijke welsprekendheid mij te zeer verleiden zou! Ik heb gezegd!’
Na het uitspreken van deze hartelijke aanspraak ging de Vergadering tot de orde van de dag over. Verschillende voorstellen werden goedgekeurd of afgewezen. De belangrijkste waren de volgende:
Zullen wij het via onze mannen, broers, vrijers, adorateurs of anderen van het geprivilegieerde geslacht daarheen dirigeren dat we simpelweg stemgerechtigd verklaard worden, of zullen we tevens op onze verkiesbaarheid tot publieke ambten aandringen?
Waarin bestaat vooral onze gelijkheid (zo al niet onze voortreffelijkheid boven) het thans alleen bewindvoerend geslacht?