J. le Francq van Berkhey,
De Bataafsche menschlijkheid opgehelderd (2)
In hoe verre nu Spinosa en Hobbes met Voltaire wederom herrezen zijn, is niet duister, althans met betrekking tot hun dierlijke zedenleer. Want onder de naam van Jacobinisme gaat schuil het stelsel van Jacques Molay, en worden de profetische en evangelische waarheden, de invloed van Gods Heilige Geest en de bijbelse histories verdraaid tot een volledige vrijgeesterij, en tot stelsels die draaien om de vrije wraakoefening. Deze ideologieën laten de vrije teugel aan alle dierlijke ongebondenheid, en bepleiten de vrijheid om al wie ons in de weg staat van kant te maken; andermans vrouw, een eerbaar jong meisje of zelfs jonge mannen te mogen verleiden en met wellust bekend te maken. Dat blijkt ook goed uit de geschiedenis van de jonge Werther. Op die manier heb ik tot mijn onherstelbaar verdriet een van mijn zoons verloren die zich uit verliefdheid op zeker meisje aan de wanhoop heeft overgegeven. Hij had het boek van Werther op zak, met het prentje waarop die zichzelf doodschiet. Dát is de oorzaak van zijn dood geworden, terwijl ik (en veel anderen) juist zoveel verwachtingen van hem hadden.
Wat nu die atheïst Voltaire betreft, die net als zijn vriend La Mettrie vol wroeging gestorven is, en in hoever hij in deze tijd verrezen is: dat bewijst de afgodische verering die men geeft aan zijn afbeeldingen. Want in Parijs, en godbetert in mijn vaderland, vindt men overal in de salons van de zogenaamde illuminaten, de jacobijnen, de nieuwe patriotten en zelfs bij sommige predikanten de beeltenis van Voltaire of van zijn urn, met het opschrift ‘De beminnenswaardige Voltaire’. Dezelfde verering vindt plaats rond de afbeelding van Jean-Jacques Rousseau. Zodat, waar vroeger een gelovig rooms-katholiek een Christus aan het kruis, een Mariabeeld, of beeld van Sint-Pieter had, een lutheraan een prentje van Luther, een calvinist een portret van Calvijn, en waar anders algemeen een afbeelding