grootvader is dood. Over wat hij moest doen hebben wij niet te oordelen. Die huisjes zijn een schande voor het dorp. Zie jij dat niet?’
‘Neen,’ zei ik. ‘Ik zie alleen maar dat er alweer onnodig ellende wordt aangericht door mensen die nooit genoeg geld hebben en die zelfs over lijken gaan om nog wat meer binnen te rijven.’
Ze lachte kort en schel. ‘Waarom help jij die mensen niet? Binnenkort komen er in Ykele vele percelen bouwgrond te koop... Bouw jij dan voor die sukkels een huis!’
‘Ben je gek?’ vroeg ik. ‘Waar zou ik het geld halen?’
‘Hoho!’ riep ze patetisch. ‘Hoor dat aan! Denk jij dat wij niet weten dat jij Maddy Gilissen haar geld hebt afgetroggeld? Uren in het rond spreken de mensen er schande over! Een oud mens zo belazeren...’
De wilde zwijnen sprongen zo bruusk uit mijn schild naar voren dat ze me verrasten, me meesleepten... ‘Jij bent het vieste wijf dat ik ooit ontmoette!’ siste ik. ‘Jij bent door en door rot... Ik heb heel mijn leven mijn plicht gedaan, gewerkt... Nooit kreeg ik van iemand één frank toegestopt. En wat heb jij in je leven gedaan? Geteerd op de sjans van je voorouders! Geprofiteerd! Geroddeld en gelasterd!’
Haar gelaat was afschuwelijk vertrokken. ‘Daar ga je voor boeten, paljas!’ riep ze. ‘Jij vliegt hier weg! Daar ben ik zeker van! Maak dat je wegkomt, of ik laat de rijkswacht komen...’ Ze hapte naar adem. ‘Marie! Marie!’
Ik achtte het welletjes. Zonder haar nog een blik te gunnen liep ik naar mijn wagen. Ditmaal was ik zeker de verslagene niet. Ik liet niets achter op het slagveld... Nu echter besef ik maar al te best dat het zo niet verder kan. Een pastoor die zijn parochianen de huid vol scheldt, is de rechterhand van God niet, én zeker de plaatsvervanger van Jezus van Nazaret niet. Ik baal als een stier van verdraagzaamheid en vergevensgezindheid. Ik wil me niet meer laten verlammen door lijdzaamheid. Ik wil niet meer wanhopig worden van al die glorierijke kristelijke deugden.