Een schild met everzwijnen
(1990)–Robin Hannelore– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |
lucht geurde als honing. Het was er zalig... tot Veva over haar plannen begon te praten. De assumptionisten bouwen voor de armen in Columbia de Urbanizacion Flamenco, een woonwijk te Cascajal, nabij de stad Cali, ten zuiden van de hoofdstad Bogota. In de tweede helft van september vertrekt Veva naar ginder om les te geven. Alleen ontwikkelingshulp kan de schrijnende armoede daar lenigen en kan een dam opwerpen tegen de dwingelandij van de drugbaronnen. ‘Ga mee!’ zei ze met aandrang. Ze keek me bijna smekend aan. De verleiding was groot. Op de terugweg reden we door Postel. Omdat er zoveel volk op wandel was in de buurt van de abdij, vroeg ik haar of ze zich even wilde bukken. Ze deed het niet. ‘Wie de stakkerds wil gaan helpen in een land waar de doodseskaders van de drugmaffia dagelijks toeslaan, hoeft niet weg te kruipen voor wauwelaars en klikspanen,’ zei ze. Ze had gelijk, overschot van gelijk. In feite zette ze mij daar flink op mijn nummer. Ik durf nu wel met mijn schild ten strijde trekken, maar écht konsekwent ben ik niet. Alle bedenksels om mijn gedrag te rechtvaardigen zijn uitvluchten. Naarmate ik Veva beter leer kennen, ontwaak ik frekwenter uit een natte droom. Het is een illuzie dat ik weer tot rust zal komen wanneer ze weg is... Zoëven stond ik op het punt dit al te onregelmatig bijgehouden dagboek stuk te scheuren. Er staan vele dingen in waarvoor ik mij schaam. Sommige dagen schreef ik op het randje af van de waanzin. Hoe zou de gemoedstoestand van Benedikt Coppé geweest zijn als hij aan deze schrijftafel zat? Sommige bladzijden van zijn manuskript zijn bevreemdend. Had hij misschien ook vizioenen? |
|