gen zijn oververzadigd. Voor de ouders ben je een goedkope oppas. En de direktie beschouwt je als een dagdief. In de derde wereld is dat beslist anders. Ik wil het ook eens beleven dat iemand mij nodig heeft. Ik wil later op iets absoluut positiefs kunnen terugblikken.’
‘En ik?’ vroeg ik. Dadelijk echter zag ik het kinderachtige van mijn reaktie in. ‘Het spijt me. Vergeet het.’
Ze lachte even. ‘Jij bent een heilige.’
‘Dat denk je maar! De Strijdende Kerk heeft afgedaan, de Lijdende Kerk is weggelachen, en de Zegepralende Kerk moet het in waarschijnlijkheid afleggen tegen de science fiction van vandaag. Ik ben lid van de Dode Kerk.’
‘In de derde wereld lééft de Kerk nog,’ zei ze. ‘Waarom ga je niet mee met mij?’
Nu lachte ik. ‘Ook in de derde wereld zijn de rooms-katolieke geestelijken celibatairs.’
‘Ik vroeg je niet om met mij te trouwen,’ zei ze ernstig. ‘We kunnen ook ginder vrienden zijn.’
Ik schudde het hoofd. ‘Ze vragen ginder geen priesters. Ze vragen wetenschappers, vorsers, technici... Ik ken noch kan iets dat direkt nut oplevert. Ik zou niet een deugen voor waterdrager, keukenhulpje of boerenknecht. Ze willen ginder zo snel mogelijk de top van de gouden berg bereiken die wij nu aan het afgrazen zijn.’
‘Je kunt lesgeven,’ zei ze.
Ik dacht aan wat de deken over mijn reputatie als leraar gezegd had en haalde diep adem. ‘Ik zou niet eens de reis kunnen betalen. Je weet niet wat het leven van een pastoor kost. En elke dag staat er iemand anders aan de deur om mij nog armer te maken. Gisteren nog duwde een jongeman mij een stok met een dode bunzing eraan onder de neus met de woorden “Geld voor 't fis, of 't is mis!”...’
Ze glimlachte vaag. ‘Ik zal je helpen. Vergeet niet dat die oom van mij op het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking het een en ander in de melk te brokken heeft.’
Ik weet dat ze het meent. Ze is er de vrouw niet naar om wild en dus vrijblijvend te dwepen met avonturen. Vanaf september zal ik haar niet meer zien. Het doet pijn. Nu ik eindelijk iemand heb die om mij geeft, verlies ik die weer. Maar het doet mij alleszins minder pijn dan wanneer ik haar zou verliezen aan een andere man. De gedachte alleen al maakt mij misselijk. ‘Volg de Lorreinse...’ Ik zou nu eindelijk toch wel eens willen weten waar die kostbare schaal gebleven is.