‘Heeft meneer pastoor jou verleid?’ drong Jan aan.
‘Ik weet het niet!’ riep Teuntje.
‘Wat betekent dat... verleiden?’ vroeg Jan.
‘Ik wéét hèt niet!’ drensde Teuntje.
‘Nu moet je eens goed luisreren, Teuntje,’ zei Jan gewichtig.
‘Meneer pastoor en ik vinden jou een tof kereltje, een goed misdienaartje. En om jou aan te moedigen... of om jou te plagen wrijven we je weleens door de haren. Dat mag toch? Dat zal de onderwijzer op school af en toe ook wel doen, nietwaar? Je moet aan je moeder vertellen dat ze nooit mag luisteren naar vuiltongen! Zal je dat doen?’
Teuntje huiverde en knikte.
‘En ga nu maar naar huis,’ zei Jan, waarna hij met de hand in het ijle tastte... Toen Teuntjes voetstappen niet meer te horen waren, vervolgde hij: ‘Ik zal deze namiddag eens langslopen bij Sander Verboven. Sander en zijn vrouw zijn ook niet van de slimsten. Laat dat een troost zijn.’
‘Ik geloof niet dat ik het hier nog langer uithoud,’ stamelde ik verwezen.
‘Ach kom!’ liet Jan zich ontvallen. ‘Je moet wat meer onder de mensen komen. Ykele is geen kwaad dorp. Ik zou zeggen... Als jij en ik nu volgende zondag eens naar het voetbal gingen kijken. Kijken... nou ja, voor mij betekent dat de sfeer proeven en de kommentaar horen. Wat denk je?’
‘We zullen zien,’ zei ik.
Jan klopte met de volle hand op mijn borst. ‘Trek het je niet aan. Enkele dagen geleden liep ik op een paar passen van mijn deur tegen iemand aan die ik niet gehoord had. “Blinde stuntel!” zei die vent. In deze tijd zijn wellevendheid, hoffelijkheid, eerbied en etiquette... holle begrippen geworden. Verdraagzaamheid wordt overal verdrongen door geldingsdrang.’
‘Teuntje is nog een kind,’ mompelde ik.
‘Ik wéét dat kinderen wreed kunnen zijn,’ zei Jan, ‘maar ik heb met die wetenschap leren leven. Neem van mij aan dat Teuntje over deze geschiedenis lang zal nadenken. Misschien ontdekt hij nu al het onderscheid tussen laster, lichtvaardig oordeel en waarheid. Dan leert hij iets dat vele mensen nooit leren.’
Als een robot deed ik de mis. Ik preekte bijna huilerig over de kruiswoorden. De weinige aanwezigen zaten duidelijk te dommelen. Niemand keek naar me op.