wanhoop, én misschien met eerbied voor het voorgeslacht, nostalgie dus...’
Ze keek me doordringend aan. ‘Waarom wilde je weten of ik gelovig ben?’
Weer zochten mijn ogen hun heil bij Tartuffe. ‘Zo maar.’
‘Martien,’ zei ze eensklaps zacht, ‘heb jij het hier wel naar je zin? Je wekt de indruk dat je hier ongelukkig bent... Het kan toch nooit Gods bedoeling zijn... ongelukkige dienaars in dienst te hebben? Waarom dien je je ontslag niet in?’
Ik keek naar Tartuffe en slaagde erin te glimlachen. ‘Jij bent een echte dochter van Eva! Ik moet toegeven... dat ik hier niets kan uitrichten. Maar binnen tien jaar zullen drie op vijf Vlaamse priesters pensioengerechtigd zijn. Van de driehonderd veertien parochies in het bisdom Antwerpen zullen er honderd dertig zonder residerend priester vallen... in het gunstigste geval dan nog, want het eertijds zo positieve imago van het priesterambt deemstert aldoor verder weg. Mocht ik vertrekken, dan zou Ykele het meer dan waarschijnlijk zonder priester moeten stellen.’
‘Verdient dit dorp beter? De mensen behandelen je hier als Piet Snot,’ hoonde ze.
Nu waren de pijnscheuten er plotseling in alle hevigheid. ‘Hij die na mij komt is sterker dan ik, en ik ben niet waardig Hem van zijn sandalen te ontdoen. Hij zal u dopen met de heilige geest en met vuur,’ fluisterde ik.
‘Wie heeft dat gezegd?’
‘Johannes de Doper.’
Toen ze haar hand tegen mijn wang legde, waren de everzwijnen er en moest ik wegduiken voor hun stormloop. Het stof maakte de duisternis kompleet. Heel ver weg zei een gouden stem: ‘Ik kan het ook niet helpen. Ik houd van je. Alsof dat een schande zou zijn...’ Toen het gedreun uitgestorven was en het licht weer door de donkerte kroop, waagde ik het mij op te richten. ‘Jij bent absoluut aan wat rust toe,’ zei dokter Lenaerts streng. ‘Je bloeddruk is veel te laag. Eet jij wel voldoende?’
‘Ik heb bijna nooit honger,’ prevelde ik.
‘Jij moét elke ochtend een dikke plak gerookt spek eten,’ zei hij luid. ‘En elke middag een kanjer van een biefstuk. En elke avond iets hartigs: tonijn bij voorbeeld.’ Hoofdschuddend klapte hij zijn tas dicht. ‘Je hebt toch wel appelen of sinaasappelen in huis?’
‘Ja, zeker,’ loog ik.