Woensdag 10 februari 1988
Eindelijk heb ik een vaste misdienaar! Vanmiddag hing het tienjarig zoontje van Sander Verboven aan de bel. ‘Ik heet Teuntje,’ zei het kereltje. ‘Ik moest van mijn moeder komen vragen of ik geen misdienaar mocht worden.’
Ik kon mijn oren niet geloven. Ik liet Teuntje binnen. Hij liep dadelijk naar de papegaai. Zijn bruine ogen werden groot van verbazing en bewondering. ‘Haal hem maar uit zijn kooi,’ zei ik.
‘Daar hebben wij nu de grootste deugniet van Ykele!’ riep Rachel, die in de keuken de vaat stond te doen. Teuntje schrok zichtbaar. Rachel schijnt hier in het dorp zowat voor boeman te dienen. Enfin, ik heb met Teuntje afgesproken dat hij de volgende dagen in de vooravond naar de pastorie om les komt.
Een andere verrassing viel mij vanavond te beurt. Toen kwam Ferre van Aerle langs. Na lang overleg hadden zijn vrouw, zijn ziek zoontje en hij voor mij iets gekocht, een aandenken, een betuiging van hun dankbaarheid. Bedremmeld legde Ferre een doosje in mijn hand. Ik opende het en keek verbaasd naar een gehalveerde bruingrijze bol op een plastic staandertje. De holte aan de binnenzijde leek wel een concaaf oog met een witblauwe iris en een grote,