verscheen voor de hoogmis, kwam Jan Gerlach naar hier. Hij poogde de deken te bereiken, maar dat lukte niet. Ook 's namiddags was de deken niet thuis. Verleden maandag telefoneerde ik. Toen kwam de deken naar hier. Samen zijn we naar de slaapkamer van ...meneer pastoor geweest.’ Ze snuft tweemaal.
‘En?’
‘De beste kleren waren weg.’
‘Die droeg hij misschien?’
‘Hij kon ze niet allemaal tegelijkertijd aan hebben...’
‘Hij had ze misschien weggegeven.’
‘Er ontbrak ook een valies...’
‘Ook dat kan hij aan iemand gegeven hebben! Wat zei de deken?’
Nu is ze helemaal van de kook. ‘Die is...ervandoor, zei hij.’
‘En hoe reageerde jij daarop?’
Ze begint ostentatief te blazen. ‘Ik weet niet...Ik...zei niets.’
‘Dat zal wel niet,’ laat ik mij ontvallen. ‘Allee...Wat dàcht je?’
‘Ik wist niet wat ik moest denken,’ zegt ze. ‘Ik weet het nog niet. De mensen vertellen zoveel!’
‘Wat vertellen ze?’
Ze maakt hulpeloze gebaren. ‘Dat meneer pastoor...je broer ervandoor is met een...dame.’
Ik lach, en klak met de tong. ‘Martien? Weg met een vrouw? Vergeet het maar! Roddelpraat! Dan zou hij mij toch wel op de hoogte gebracht hebben, zeker?’
‘Ja,’ geeft ze toe. ‘Op verschillende plaatsen nochtans zagen ze hem met... die dame.’
Ik vloek. ‘Wanneer? Waar? Wie? Welke dame?’
Ze wordt bang. ‘Ze vertellen zoveel... Ik weet het niet...’
Ik dirigeer haar de deur uit. ‘Ik weet één ding: mijn broer is hier niet bepaald gelukkig geweest.’
Ze treuzelt. ‘O neen? En waarom niet? Hij kloeg toch nooit...’
‘Dat geloof ik graag!’ hoon ik.
‘Heb je de sleutel nog nodig?’ vraagt ze.
Ik knik. ‘Na de middag wil ik alles nog eens van naderbij bekijken. Ik zal je straks de sleutel wel brengen.’
Ze mankt tot in het voortuintje. Daar draait ze zich om. ‘Moet je geen verhuiswagen bestellen?’
Het bloed stijgt me naar het hoofd. ‘Oh? Hebben jullie misschien al een andere pastoor? Ik dacht dat er in de Kempen geen beschikbare priesters meer waren en dat de Kerk nu met diakens en subdia-