Ik knikte. ‘Vroonland is verwoest. Maar ze konden hun toevlucht toch nemen tot Hertgank én Akeldam!’
‘Daar jagen de bosuilen, de ransuilen en de steenuilen,’ zei de leidekker.
‘Jammer, nietwaar?’ liet ik mij ontvallen.
De leidekker schokschouderde. ‘Dat is de gang van het leven. Ik heb het hier in de streek beleefd dat de kwak, de grauwe klauwier, de distelvink, de otter en de das uitstierven of wegbleven. De kerkuil zal wel de volgende in het rijtje zijn. Hij heeft het lang uitgehouden. Vroeger bejegenden de mensen een schaliedekker die aan de kerk bezig was, met grote eerbied. Nu kijken ze niet eens meer naar hem om. Enfin, een pastoor is nu ook nog alleen meester waar de bezem staat. Gelukkig bestaat er zoiets als monumentenbescherming... Anders hadden wij allang kunnen gaan stempelen.’
‘Jij kunt binnenkort met pensioen gaan,’ dacht ik luidop.
Hij lachte zuur. ‘Ja, en dan zul je zelf het dak van de kerk moeten herstellen... Een opvolger heb ik niet, en voor dergelijke gevaarlijke klussen halen ze bij de grote aannemersbedrijven de neus op.’ ‘Een gepensioneerde mag nog wel enkele karweien opknappen...’ suggereerde ik.
‘Als ik vijfenzestig jaar word, verkoop ik mijn vrachtwagen,’ zei de leidekker. ‘Dan rijd ik nog enkel met de fiets. En dan ligt Ykele voor mij aan het andere eind van de wereld. De pastoors hebben mij nooit in de watten gelegd, weet je...’
En gistermiddag kaartte ik met moeder. Ze kon altijd uitstekend whisten, hartenjagen, kruisjassen, kingen... Nu kan ze zelfs niet meer rammen of zwartepieten. We speelden het eerste kaartspel dat ze me ooit leerde en dat wij ‘vetten’ noemden: beide spelers krijgen zesentwintig kaarten en draaien er tegelijkertijd één om, de speler met de hoogste kaart haalt de slag binnen; als twee kaarten met dezelfde waarde op tafel verschijnen, betekent dat ‘vet’... en moeten de volgende kaarten de beslissing brengen. Driemaal won ik. Toen ik het lot een beetje wilde manipuleren - zoals zij dat in illo tempore placht te doen - werd ze erg boos en veegde ze de kaarten van tafel. Mijn moeder behoort nog tot de generatie van mensen die absoluut moeten kunnen geven, ze is te trots om iets aan te nemen dat ze niet verdiend heeft. Daarna zaten we te grasduinen in een lade met oude foto's. Plotseling was haar geest weer onthutsend helder. Eén foto heb ik meegebracht. Hij ligt hier voor me... Vader