was er zeker van dat mijn... desertie bij moeder niet in goede aarde zou vallen.
Gelukkig liep ik na mijn ziekenbezoek verleden maandag binnen in de Grand Bazar. Ik kocht er een fles cognac... gekondenseerde gezelligheid. Net toen ik mijn eerste glaasje gedronken had, ging de bel. Veva? Beroesd stond ik op... Voor de deur stonden... zes jongelui, drie meisjes en drie jongens. Leden van de Pastorale Raad voor de Jeugd van het dekanaat Miereik. Verbouwereerd liet ik de bende binnen. Toen ze achter een glaasje cognac zaten, verklapten de vormingswerkers en -werksters het doel van hun komst... Huns inziens moesten de jongeren in eerste instantie niet naar de Kerk worden gelokt, maar moest de Kerk naar de jongeren toe stappen. De jongeren hadden trouwens een verouderd kerkbeeld, het woord ‘Kerk’ deed hen denken aan een pastoor die 's zondags de mis doet. Ook in Ykele moest er een parochieteam gevormd worden dat allerhande projekten op het getouw zou zetten: bij voorbeeld vormingsavonden rond de islam, het jodendom, de straatjeugd in de derde wereld, kosmopolitisme, zonderlinge zielen, popmuziek voor het goede doel... Zij - drie godsdienstleraars, een leidster van de Chiro, een leidster van van de KLJ en een jeugdpastor - zouden die avonden wel leiden. ‘Ben jij een... jeugdpastor?’ vroeg ik onthutst aan het leptosome meisje dat de bende had voorgesteld.
‘Ja. Zint je dat niet?’ repliceerde ze bijna vijandig.
‘Toch wel! Toch wel!’ haastte ik me.
‘Ik neem aan dat de lektoren hier mannen moeten zijn?’ ging ze op dezelfde toon voort.
‘Hier zijn geen lektoren,’ zei ik. ‘En de koster is blind.’
‘Mijn God! Mijn God!’ riep ze. ‘Waarom spreek je dan toch geen jongeman of meisje aan?’
Onwillekeurig moest ik lachen. ‘Ik kan ternauwernood een misdienaar vinden.’
‘Daar moet dan absoluut verandering in komen! Hier moet een pastoraal team komen,’ besliste zij.
Ik schudde het hoofd. ‘Ykele is een oud dorp. De weinige kinderen worden 's ochtends opgehaald met de bus en naar de basisschool in Miereik gebracht. De adolescenten rijden met de fiets naar school. En de twens worden met de bus naar hun werk gevoerd. Iedereen is hier 's avonds moe. Vrijetijdsproblemen bestaan hier niet...’
‘Pastorale werking heeft niets met vrijetijdsbesteding te maken!’ onderbrak ze mij. ‘Ze is een roeping!’