veldwegen en bospaden stukrijden. In de kerk heb ik hem nog nooit gezien. De mandenmaker had ik dit jaar ook nog niet in de kerk gezien. Op tweede kerstdag vroeg hij mij of ik een oud gebruik weer in eer wilde herstellen... Bij de dood van een vrouwelijke parochiaan moest ik eerst met de kleine klok en dan met de grote luiden, bij de dood van een mannelijk parochiaan andersom. Ik antwoordde hem dat ik het goed vond indien... hij de klokkeluider wilde zijn. ‘Als je er dat niet voor overhebt,’ zei hij, ‘kom ik niet meer naar de kerk.’ Aarzelend betrad ik het achteruit. Er lagen grote stapels wissen bij de achterdeur. Een zwarte kat met drie poten kwam met hoge rug langs mijn benen strijken. Ik viel met de deur in huis. ‘Dag, Melle!’ zei ik tot de oude moeder, die mij met haar blinde ogen verschrikt aanstaarde. Ik zag de armoede, rook de vuiligheid, voelde de kilte. De mandenmaker sprong op uit een vettige, versleten fauteuil. Hij kookte nog steeds van heilige verontwaardiging. Een heel jaar had hij ervoor gespaard om het graf van zijn vrouwen dat van zijn enige zoon te versieren... Hoe had ik het ooit gedurfd de doden van Ykele zo te blameren?
‘Allerheigen en Allerzielen zijn toch geen bloemenfeesten,’ wierp ik timide op. ‘Als die naijver... die wedstrijd niet afgeremd wordt, krijgen wij hier binnenkort de gekste excessen...’
‘Je moest je schamen!’ stoof hij op. ‘Weet je wel wat mijn vrouw en mijn zoon voor mij betekenden? Met die bloemen wil ik dat aantonen...’
Ik haalde hulpeloos de schouders op. ‘Waar heb ik die vijandigheid toch verdiend?’
‘Jij deugt niet als pastoor,’ zei hij.
‘Ben jij een goede mandenmaker?’ vroeg ik bitter.
‘Ja!’ zei hij ferm. ‘De beste!’
‘Hoe komt het dan dat je hier... zo armtierig woont?’ hakte ik op hem in.
‘Omdat de mensen geen wissen manden meer kopen!’ zei hij. ‘Het plastiek heeft mijn beroep kapotgemaakt.’
Ik knikte en snoof. ‘Ik deug niet als pastoor omdat de mensen God niet meer nodig hebben. De televisie heeft mijn ambt kapotgemaakt. Snap je?’
‘De pastoor heeft gelijk,’ zei de oude, blinde moeder.
‘Jij bent altijd een kwezel geweest!’ snauwde de mandenmaker haar toe.
‘Ja,’ zei ze. ‘Maar ik heb me nog nooit van kant willen maken. Ik wil