voort... Ik woon op Vroonland.’
‘O Ja! Natuurlijk!’ viel ik uit de lucht. ‘Maar jij bent toch landbouwer?’
‘Niet meer!’ zei hij. ‘Wist je dat niet? Axel Verlaat, je weet wel: “Het IJscomannetje”, heeft alle landbouwgronden van Vroonland opgekocht. Er komt op Vroonland een immens sportcomplex. Op Almende rijden al dagenlang bulldozers rond: daar komen de golfterreinen...’
‘En Blauwland dan?’ vroeg ik ademloos.
‘Ha! Blauwland is natuurlijk niet te koop!’ De frituuruitbater lachte bij het idee alleen al. ‘Maar tegenover de ingang komt een groot restaurant... Er is ook sprake van een zelfbedieningswarenhuis.’
Ditmaal stond ik werkeljik paf. ‘Ik dacht dat een boer van één jaar en van honderd hetzelfde was,’ zei ik moeilijk.
De man lachte weer, een beetje schaapachtig nu. ‘Zo'n kans krijgen we nooit meer. De ouders van mijn vrouw zijn jaren geleden ook met een kraam de boer opgegaan. Zij wonen nu in een villa te Zoersel. Frieten bakken is héél wat simpeler dan mest breken en inrijden. Maar... eet je frieten op, ze worden koud.’
‘Dat doe ik thuis wel,’ zei ik, terwijl ik mijn pak voorzichtig in de handen nam.
‘En 's zondags staan we ook ook op het voetbalveld met hot dogs en hamburgers!’ riep hij me nog na. Op mijn aftocht zag ik dat het frietkraam op de parkeerplaats voor gehandicapten stond. De frieten waren veel te licht gebakken en de augurkjes waren zuur als inkt. Toen ik mensen zag naderen, kroop ik achter een haag. De mensen hadden me gezien. Ze talmden, nieuwsgierig. Ik gebaarde of ik aan het wateren was. ‘Dat lijkt de pastoor wel!’ hoorde ik iemand fezelen.