Eénmaal in mijn leven at ik everzwijn: bij een dokter in Lier, wiens zoon problemen met Latijn had. De dokter had het wilde zwijn ergens in de Ardennen geschoten, met één kogel. Fier toonde hij mij het pas ingelijste diploma dat daaraan refereerde. Waren die wapenschilden misschien middeleeuwse diploma's? Ik haastte me naar de pastorie en sloeg er het manuskript van Bénedikt Coppé op na. En, ja hoor, ik vond wat ik zocht... ‘In 1579 ging de geschiedenis van Ykele in de vlammen op. Toen brandde Prusdare uit. Toen verkoolde het archief van de familie Van Ykele evenals het kerkarchief, dat bij het begin van de godsdienstoorlogen in allerijl naar de zogezegd veilige waterburcht op Akeldam was overgebracht. En alsof de duivel nog maar eens wilde illustreren dat de geschiedenis zich herhaalt, gebeurde hetzelfde aan het einde van de achttiende eeuw, tijdens de Franse Revolutie. Mijn oudste bron is een vage verwijzing in een kritische tekstuitgave uit 1649 van Wendelinus... Meer dan waarschijnlijk werd Ykele uitgebouwd rond Akeldam. Het moet een moerassig gebied geweest zijn, begroeid met eiken. Pioniers rooiden de bossen, draineerden de moerassen en poogden een menswaardig bestaan op te bouwen door middel van landbouw en veeteelt. In ruil voor bescherming stonden zij een gedeelte van de opbrengst af aan de edellieden van het kasteel. In die richting meen ik dan ook een verklaring te mogen zoeken voor het feit dat er op het wapenschild van de familie Van Ykele twee wilde zwijnen, symbolen toch van onreinheid, voorkomen. Everzwijnen - één meter groot, twee meter lang, en met een gewicht van om en bij de tweehonderd kilogram - houden van moerassige streken. Ze moeten hier dus veelvuldig voorgekomen hebben. Ze zijn uitermate vraatzuchtig. Hun langgerekte snuit, die van voren tot een woelschijf verbreedt, ontziet geen enkel gewas. Maar boven alles zijn ze dapper. Een wild zwijn verdraagt geen belediging, geen
plagerij en zeker geen kwelling. Onvervaard stormt het ten aanval. Wie belaagd wordt, moet achter een boom springen... of op de grond gaan liggen want het dier stoot met de slagtanden alleen maar naar boven... Het is dus bijna zo goed als zeker dat de heer van Ykele en zijn gevolg de handen vol hadden om hun onderdanen te behoeden voor de vernielzucht van de everzwijnen. De jacht op het everzwijn heeft trouwens altijd gegolden als een van de edelste jachten. Vaak, inderdaad, moesten lans, zwaard of hartvanger het afleggen tegen de slagtanden van de duivel der moerassen. Hoe de familie Van Ravensteen aan haar blazoen geraakte, ligt meer voor de hand,