Maandag 31 augustus 1987
Voor het eerst in mijn leven ben ik blij dat de zomervakantie gedaan is. Ik heb al spijt dat ik een nieuwe vloer in de kerk liet leggen. Nu pas zie ik hoe groezelig het interieur is. Wat een ellendige dag! Vanochtend werd hier een gokautomaat afgezet, een eenarmige bandiet. De leveranciers beweerden dat het tuig behoorde tot de faillissementsgoederen. Omdat dergelijke gokautomaten nu verboden waren, had de een of andere snuggere magistraat beslist ze aan jeugdgevangenissen,- tehuizen en - huizen toe te wijzen. Toen ik opwierp dat er in Ykele zelfs geen jeugdbeweging meer was, haalden de mannen de schouders op. Zij voerden alleen maar opdrachten uit... En nu zit ik hier met een eenarmige bandiet in mijn huiskamer. Uren heb ik er al mee gespeeld. Bananen, peren, pruimen, kersen... tuimelden door mijn gezichts-veld. Het onding accepteert uitsluitend vijffrankstukken. Al wat de kollekte schaal deze maand opbracht aan vijffrankstukken heb ik erdoor gedraaid. En ik weet niet precies hoe ik dat geld moet rekupereren. Het is om je dood te lachen. Eigenaardig genoeg voel ik mij nu minder eenzaam. Bidden kan ik niet meer. Ik heb in mijn leven te veel gebeden. De woorden hebben hun draagkracht verloren. Trouwens, voor wie of waarvoor moet ik bidden? De zelfgenoegzaamheid is algemeen.