Vrijdag 31 juli 1987
Heilige Rita, heb dank! Eindelijk zal ik de kerk behoorlijk kunnen verfraaien. Eindelijk zal Gods huis kunnen konkurreren met Blauwland... Toen wij daarstraks de vloer van het koor - eigenlijk maar een koortje - aan het opbreken waren, begon Jan Gerlach eensklaps zachtjes met zijn hamer op de ondergrond te kloppen. Hij bevond zich op een meter van de altaartrap, juist voor het tabernakel. ‘Is er iets?’ vroeg ik bevreemd.
‘Hieronder is een holte,’ zei hij.
‘Een crypte, misschien,’ meende ik. ‘Ben je zeker?’
‘Een blinde ziet met zijn oren,’ zei Jan.
Het leek wel of Vinus Gils eensklaps koorts kreeg. Met mokerslagen op zijn breekbeitel begon hij de lemen vloer te verbrijzelen. In plaats van keramiek echter legde hij marmer bloot... een blauwgroene marmeren tegel, zo groot als het deksel van een regenput.
‘Ik vrees dat wij op het punt staan grafschenders te worden,’ opperde ik.
‘Ik geloof niet dat hieronder een crypte is,’ meende Jan. ‘De ruimte is te klein.’
Met een troffel verwijderde Vinus de specie die de tegel op zijn plaats hield. Vervolgens begon hij met een koevoet te wrikken...De tegel bewoog... Met koevoet en breekijzer tilde Vinus de tegel op