Zaterdag 25 juli 1987
Vanmiddag is Veva Lorrain hier weer geweest. Ze had een puntzakje in de hand, met drie levensvormen van de koninginnenpage erin: een zwart rupsje met witte vlekjes, dat op een vogelpoepje leek; een volwassen groene rups, met rood gestippelde zwarte ringen; en een pop, blauwachtig en geel, die zich aan een plantestengel had vastgehecht door middel van een zijden gordel. Toen ze mij het osmaterium (een fel oranje orgaantje in een zakje achter de kop, dat snel wordt uitgestoken en weer ingetrokken bij gevaar) van de rups toonde, kwam juist Rachel Melis binnen. Om elke verkeerde gedachte meteen te verdringen, zei ik: ‘Nu moet je toch eens komen kijken, Rachel. Dat heb je nog nooit gezien!’
‘Neen, dat heb ik nog nooit gezien!’ bauwde ze, terwijl ze doorliep naar de keuken. Ze trok de deur heftig dicht.
Veva knipoogde als een volleerde samenzweerster.
Ik sloot de ogen. De pijnscheuten waren er weer. De woorden die ik wilde zeggen, vlogen weg als vlinders: koningsmantels, eikepages, grote weerschijnvlinders...
‘Is er iets?’ vroeg Veva.
‘Ik ben moe,’ fluisterde ik.
‘Jij bent niet voldoende weerbaar!’ zei ze gedempt. ‘Jij moet wat