mijnentwille?’
Ik plaatste twee tassén op tafel en nam de termoskan. ‘Wie zal het zeggen? Ik geloof dat hij al jaren op de rand van de afgrond liep. Indien jij hier niet gekomen was, zou toch iemand anders hem uit zijn evenwicht gebracht hebben.’
Ze begon te schreien. De tranen biggelden op de pommade op haar wangen. ‘Ik richt niets dan onheil aan,’ zei ze schor.
Het was zielig. Ik kon het niet verdragen. ‘Onzin! Jij kunt het toch niet helpen dat iemand van jou begint te dromen?’
‘Met Gabriël is er ook wat,’ snikte ze. ‘Hij telefoneerde vanochtend. Toen hij gisteravond aan tafel ging voor het souper, gooide zijn vrouw een oorbel van mij in zijn bord. Gevonden in de wagen... Ik was die oorbel al veertien dagen kwijt.’
Een ongekend leedvermaak borrelde in mij op. ‘Voor jou is dat toch geen drama?’
‘Toch wel!’ zei ze huilerig. ‘Hij zei dat hij met zijn vrouw en zijn kinderen voor een maand naar Amerika ging... op vakantie.’
‘En waarom is dat een drama voor jou?’ vroeg ik korzelig.
‘Hij had me héél wat anders beloofd!’ riep ze wanhopig.
‘Wat kan een gehuwde man met kinderen aan zijn minnares beloven?’ hoonde ik. ‘Dat hij zijn gezin in de steek laat om met haar een nieuw gezin te stichten? Professor doctor Gabriël Bartels? Laat me niet lachen!’
‘Ken jij zijn vrouw?’ bitste ze.
‘Neen,’ gaf ik toe.
‘Ze is een feeks!’
Het viel mij moeilijk kalm te blijven. ‘De vrouw van een minnaar is altijd een feeks én de man van een minnares... een bruut. Dat is het eeuwige stramien voor de... ongeoorloofde liefde. Niemand geeft graag toe dat hij overspelig is uit genotzucht en behaagzucht.’
‘Ik kwam nu precies niet naar hier om een preek te krijgen,’ zei ze.
‘Gabriël is een nobele vent.’
‘Ach, jij kunt toch krijgen wie je wilt!’ poogde ik haar te troosten.
‘Dat denk je maar,’ zei ze gesmoord. ‘Aan wie ik wilde... haperde altijd wat. Met vier mannen had ik ooit wat te maken... De eerste was een moedersgek. Zelfs als die klaarkwam, riep hij op zijn moeder. De tweede was een geboren versierder én komediant. Het duurde een jaar voordat ik ontdekte dat hij zijn tijd onder vier meisjes verdeelde. De derde was een medestudent voor wie ik het ultieme bewijs werd dat hij homofiel was. En dan kwam Gabriël...’