kittelorig, zo impulsief, zo onverdraagzaam, zo hardvochtig ook... Ach, je zou voor minder... Gisteravond, toen ik naar een klassieke western op de B.B.C. zat te kijken, ging de bel.
Ik liet Gorre Verlaat binnen. Hij lachte beaat. Lena van ‘De Nachtegaal’ had hem een schotel varkensribbetjes meegegeven. ‘Ik heb nu geen honger,’ zei ik. ‘Ik zal ze morgen opeten.’
‘Veva is gisteren en vandaag niet in Ykele geweest,’ zei hij.
Ik aarzelde. Ik wilde hem niet ongelukkig maken. ‘Gisteren is ze hier geweest, even maar.’
‘En?’
‘Ga even zitten,’ stelde ik voor. ‘Een cognac?’
‘Ik weet het al,’ zei hij.
Ik ging weer in mijn fauteuil zitten. ‘Ze is al verloofd.’
‘Dat kan toch niet! Waarom was ze dan zo lief tegen mij?’
Ik schrok van zijn stem. De tranen vloeiden langs zijn neus. Ik moest hem troosten, maar hoe? ‘Ze is lieftallig van aard. Het is fout uit zoiets konklusies te trekken. Begrijp dat toch!’
‘Ik word door het noodlot achtervolgd,’ steunde hij.
‘Kom nu!’ poogde ik hem op te monteren. ‘Probeer het eens via een huwelijksbureau... Ik ben ervan overtuigd dat je dan door de vrouwen achtervolgd wordt!’
‘Ik ben verliefd op haar,’ snotterde hij, ‘begrijp dat dan toch, asjeblieft!’
‘Met mijn begrip kom je geen stap verder,’ hoonde ik. ‘Verman je toch!’ Ik had het nooit kunnen verdragen dat een volwassen mens schreide. ‘Of denk je soms dat ik niet weet wat eenzaamheid is?’
‘Jij bent een geestelijke...’ snikte hij.
‘En dus zit ik bij God op de schoot? Bedoel je dat?’ Ik was woedend.
‘Elke avond zit ik hier godverlaten op iemand te wachten... terwijl mijn moeder... moederzielalleen op mij zit te wachten. Wachten op niemand is een verschrikkelijk nutteloze bezigheid.’
‘Dat is waar,’ huiverde hij.
‘Kun je niet in dienst treden bij een broer van je of bij je zuster? Die hebben toch jobs genoeg?’
‘Voorlopig heb ik nog meer dan de handen volop Almende,’ zei hij.
‘Wie werkt, doet geen dwaasheden,’ liet ik mij ontvallen.
‘Ik heb mijn bidprentje al geschreven,’ zei hij.
Ik stond op. ‘Ga slapen, Gorre! Zet Veva Lorrain uit je hoofd. En laat dat zelfmedelijden en die zelfkwelling varen.’