Zaterdag 9 mei 1987
Gisteravond leek Ykele wel uitgestorven. Ik hoorde de memel knagen. De oude angst was daar weer, de angst voor sluipmoordenaars en spoken, de onredelijke angst voor overweldiging, pijn, dood... Ik stond op het punt naar Wildeborne te vluchten, naar de sterke vrouw die mijn moeder is, weg van de uiterst kleine mogelijkheid dat iemand van de parochie in stervens- en zielenood op mij een beroep zou doen, toen het voorstel van Gorre Verlaat me weer te binnen schoot. ‘De Nachtegaal’ is een oude herberg aan de oostkant van de kerk, op een boogscheut van het kerkhof. In de sombere zaal erachter, vroeger een schuur, houden de Ykelenaars hun rouwmalen. Alhoewel er slechts twee fietsen tegen de voorgevel stonden, draalde ik toch geruime tijd voordat ik de deur opende. De geuren van soep, bier en tabak sloegen mij me in het gelaat. De gelagzaal stamt beslist nog uit de vorige eeuw. Aan de tafel die het dichtst bij de hoge tapkast stond, zaten vier mannen te kaarten... ‘Daar hebben wij onze vijfde man,’ zei Dorus Taelman, de dikke herbergier. Hij ging wat dichter bij een toestel zitten, dat ik meende te herkennen als een zuurstofapparaat.
‘Jullie zijn met z'n vieren,’ protesteerde ik.
‘Elke goede whistpartij telt ook een pisser,’ wierp Nard Bluekens, de schoenmaker op. ‘Sedert de kleermaker dood is, moeten we telkens het spel onderbreken als iemand naar achteren moet.’
De kleermaker... Twee maanden geleden zei ik in de lijkrede dat hij nooit een voet buiten de deur gezet had, dat hij had verzaakt aan alle wereldse vermaken... De vijftig mensen die hier met de omschrijving ‘van de kleermaker’ door het leven moeten, zullen zich nogal verkneukeld hebben. Zoiets zou Louis Briers nooit overkomen zijn: hij tenminste kent die van de brouwer, die van de kuiper, die van de wagenmaker, die van de maalder en die van de smid... uit elkaar. ‘Ik kom gewoon maar eens kijken,’ zei ik. ‘Doet gerust voort.’ Ik ging achter Janis Goormans staan, die als wielrenner ooit een been verloor. Omdat hij al dadelijk drie azen kreeg, verdween ik uit de belangstelling. Het volgende uur was ik getuige van vragen