Ik snoof even, ostentatief. ‘Ik weet niet wat je bedoelt.’
‘En zeggen dat de ondergang van Almende hier begonnen is,’ zei hij. ‘De mensen weten het niet eens meer. Weet jij het?’
‘Neen,’ antwoordde ik.
Hij haalde misnoegd de neus op. ‘Tot in 1929 behoorde Blauwland tot Almende. Mijn grootvader, Gorre Verlaat, de grootste boer van Ykele, had echter een zuster en een broer. Oudtante Laura was non: haar kon hij uitkopen, tegen een schandalige woekerprijs weliswaar. De nonnen bouwden met dat geld een kapel met fluwelen kussens op de bidstoelen. Oudoom Bertil was al even vroom. Aan werken had hij geen boodschap. Aan vrouwen had hij een broertje dood. De godganse dag liep hij te bidden voor de zondige mensheid. In 1929 ging hij op bedevaart naar Fatima, in Portugal. Ook hij moet daar een verschijning gehad hebben. Hij kwam weer thuis met de dwanggedachte dat hij in Ykele een genadeoord moest oprichten. Na veel palavers bedong hij dat zijn erfdeel het Blauwgrasland tot aan de Akelbeek zou zijn, plus gratis kost en inwoon op Almende tot aan zijn dood. Van toen af aan was hij elke dag op stap om zijn grote droom te verwezelijken. Hij predikte, bedelde, bad... Hij gaf het goede voorbeeld. Hij spiegelde metselaars, schrijnwerkers, schilders, boomkwekers, bloemenhandelaars... voor dat zij hun zieleheil op Blauwland konden verwerven. De Ykelenaars beschouwden hem al spoedig als een heilige. Sint-Bertil noemden ze hem. Hij stierf in 1950. Een jaar voor zijn dood had hij Blauwland bij openbaar testament aan de gemeente Ykele geschonken.’ Hij knikte als iemand die pijn aan de halswervels heeft.
En toch ben je eraan verslaafd naar hier te komen,’ zei ik ietwat sarkastisch.
‘Hier komen de mensen,’ zei hij. ‘Thuis kan ik alleen met de dieren praten.’ Hij keek me eigenaardig aan. ‘Maar jij moet toch ook weten wat eenzaamheid is?’
Wat kon ik anders doen dan knikken?
‘Ik vernam van Rachel Melis dat je een verwoed kaartspeler bent,’ zei hij. ‘Waarom kom je vanavond niet naar “De Nachtegaal”? Daar whisten wij elke vrijdagavond.’
‘De mensen zouden nogal roddelen!’ liet ik mij ontvallen.
Hij schudde het hoofd. ‘Ik geloof het niet. Ik denk dat de mensen er eerder blij om zouden zijn. Hun schuldgevoel zou erdoor gemilderd worden.’
‘Hun schuldgevoel?’ echode ik verbaasd.