‘Ik vraag het je maar, je móet het niet doen.’
‘Mag ik dan op mijn beurt iets vragen?’
‘Waarom niet?’
‘Afgesproken.’
‘Draai het nummer 51712.’
Ze deed het en luisterde gespannen. Het duurde een eeuwigheid. Sal hield de adem in. Misschien zijn ze er niet, dacht hij teleurgesteld, misschien zijn ze naar de bioskoop, misschien wandelen ze door de dennenbossen, misschien...
‘Is Jacques thuis, madame?’
Sal liet zich van de kanapee glijden, en kroop naar haar toe. Met zijn elleboog op haar schoot luisterde hij.
‘Met Melina, hij weet het wel.’
‘Met wie zegt u?’
‘Melina. Roep hem eens even.’
‘Ja, u spreekt met Jacques Harduyn.’
‘Waarom was je er vanmiddag niet, Jacques?’
‘Met wie spreek ik?’
‘Kom nu, je gaat toch niet eeuwig blijven komedie spelen?’
‘Asjeblieft... ik weet niet wie u bent. U spreekt met Jacques Harduyn.’
‘Als je er morgen niet bent, is het uit.’
‘Waar moet ik morgen zijn?’
‘Op de gewone plaats, liefste...’
Sal gebaarde dat ze de hoorn moest inleggen, wat ze meteen deed. ‘Je was prachtig,’ zei hij opgewonden. ‘Je bent een fameus talent.’
‘Wat was eigenlijk het doel van dit spelletje? Wie zijn die mensen?’
‘Liefde en haat,’ zei hij. ‘En ik speel voor god en voor duivel. Wat wou jij me vragen?’
‘Dat je mij met rust liet, vanavond én vannacht. Ik heb namelijk begrepen waarom Alain me mordicus wou meetronen naar hier. Ik ben geen hoer.’
Sal keek haar stomverbaasd aan. ‘Je bent gek,’ zei hij,