Danny Roebeke gaf hem een kopstoot, en toen... sloeg die jongen met het achterhoofd tegen een van de spijlen van het traliewerk.’
Hannes moest gaan zitten. Zo was het dus gebeurd. Een enorme futloosheid maakte zich van hem meester.
‘Jouw zoon moet een fijne jongeman geweest zijn,’ zei de onderwijzer zacht.
‘Je had hem moeten kennen,’ mompelde Hannes. ‘Maar hoe kwam hij dan op die afstand van het kapelletje terecht?’ richtte hij zich tot Annick.
Het meisje veegde weer haar tranen weg. ‘Eerst wisten ze niet wat te doen, maar toen kwamen Piet Gerrits en Carla Decorte daar aan...’
‘Wie zijn dat?’ wilde Hannes weten.
‘Hij is diamanthandelaar en zij is onderwijzeres,’ antwoordde Armand Bosch. ‘Ze hebben al een tijdje met elkaar te doen.’
‘En hebben die dan niets gemerkt?’
‘Ze keken van ons weg,’ zei Annick. ‘Danny Roebeke en Johan Sterkens hebben die jongen toen gauw in de heide gedragen...’
‘En jij? Wat deed jij?’ vroeg haar vader, eensklaps weer hard.
‘Ik wilde weglopen, maar Johan Sterkens haalde me in en sleurde me mee.’
‘En liet je dat allemaal zo maar gebeuren?’
Annick begon weer te snikken. ‘Ik smeekte Danny dat hij zijn auto zou halen en dat hij die jongen naar een dokter zou brengen, maar hij wilde daar niets van horen.’
‘Waar stond zijn wagen dan?’ vroeg Hannes.
‘Aan de overzijde van de Sint-Lambertusheide, in een bosweg achter de waterwinning.’
‘Nu weten we nog altijd niet hoe de zoon van meneer op de Kapelletjesweg terechtkwam,’ zei de onderwijzer ongeduldig. ‘Ze bleven maar beraadslagen,’ zei Annick gesmoord. ‘Er kwam geen einde aan. Danny wilde wachten totdat die jongen weer tot het bewustzijn kwam. Johan Sterkens echter