op tafel. De bankhouder toverde ongelooflijk snel het matje weg. ‘Maar je hebt hem zelf verteld dat hij hier kon komen banken!’ verweerde de geblokte man zich.
‘Ik? Ben je gek?’ sloeg Danny aan.
‘Dat vertelde Peer toch,’ zei de geblokte man, terwijl hij naar het telefoontoestel te midden van zijn flessen wees. Dat was voldoende om de kansspelers de stuipen op het lijf te jagen. In een oogwenk waren ze de deur uit. De geblokte man maakte een wanhopig gebaar in de richting van de gevulde glazen.
‘Wat wil je nu eigenlijk van mij, onnozelaar?’ vroeg Danny dreigend, terwijl hij vlak voor Hannes kwam staan.
‘De waarheid!’ antwoordde Hannes kalm.
‘Welke waarheid?’
‘Jij weet hoe mijn zoon aan zijn einde kwam.’
‘Ik weet helemaal niks!’ brulde de jongeman, bijna hysterisch. ‘En jij moet ermee ophouden mij overal verdacht te maken, of ik maak je kapot!’
‘Zolang ik de waarheid niet ken, blijf ik je op de hielen zitten,’ zei Hannes onverstoorbaar. Het volgende ogenblik plofte de vuist van Danny Roebeke pal op zijn neus. Hannes deinsde geschrokken terug. Toen realizeerde hij zich dat hij zich moest verdedigen, want Danny Roebeke kwam als een bokser op hem af. De volgende slag kon hij pareren, maar de derde trof hem in de nek. Toen ging Hannes in de aanval: als een razende begon hij op de furie tegenover hem in te beuken, met beide vuisten. Hij dreef zijn tegenstander in een hoek en trommelde blind op hem los. Plotseling echter werd een dikke arm onder zijn kin geslagen en werd hij achteruitgerukt. De geblokte man hield hem in een wurggreep. Danny Roebeke schudde verdwaasd het hoofd, maar begon vervolgens zwaar op hem in te trappen. De eerste schop raakte Hannes in de buikstreek. Het was verschrikkelijk. De tweede schop trof hem als een moker in de ribben. De pijn voelde hij niet eens meer. Toen hij weer tot het bewustzijn kwam, lag hij in het midden van de straat. De stank van alkohol