vermijden... Ze moet op slag dood geweest zijn. Het paard trouwens ook.’
‘Je moet de eigenaar van het paard wel gehaat hebben...’
Hannes streek met de tong over zijn droge lippen. ‘Het was een keuterboertje met vier kinderen... Het paard was zijn voornaamste bezit. De verzekeringsmaatschappij keerde ons een behoorlijk bedrag uit. Op aandringen van Helge heb ik het paard vergoed.’
‘Je zoon moet een goeie jongen geweest zijn,’ mijmerde ze.
‘De beste. Maar de besten verdwijnen hier altijd het eerst.’
‘Pater Willem behoort ook tot de besten...’
‘Dat is waar.’ Hij wilde een sigaret nemen, maar bedacht zich. ‘We zijn hier niet in “Arcadia”. Dus veronderstel ik dat ik je ook het een en ander mag vragen...’
Jasmine knikte.
‘Hoe kwam je er ooit toe je te lenen tot de... praktijken die de heerschappen van “Amreba” je oplegden?’
Ze strekte haar benen weer uit en begon aan haar vingernagels te pulken. ‘Mijn vader was een zeeman, moet je weten, een steward... Hij liet mijn moeder overkomen uit Tokio. Toen ik twaalf jaar oud was, kwam hij niet meer naar huis, zodat mijn moeder moest gaan werken. Ze werd schoonmaakster in een stadsziekenhuis. Ik kon studeren... totdat rugpijn haar belette nog iets te doen. Ik was toen zeventien jaar en moest noodgewdongen een job zoeken. Ik werkte achtereenvolgens in een warenhuis, in een bioskoop, in een hotel en in een kiosk... Telkens weer verloor ik mijn baantje doordat ik niet inging op de avances van mijn werkgevers. Uiteindelijk vond ik een rustige maar onderbetaalde betrekking als bloemenverkoopster. Ik was toen zesentwintig jaar en besloot 's avonds de middenstandsopleiding voor onthaalhostess te volgen. Toen ik, na twee jaar studie, mijn diploma behaald had, werd mijn aandacht getrokken door een advertentie van de firma “Amreba”, waarin een onthaalhostess gevraagd werd. Ik solliciteerde, en mocht mij dadelijk komen aanmelden. Ik werd buitengewoon hoffelijk ontvangen. Aan-