autoped en een jongen op rolschaatsen onttrokken haar aan zijn gezicht. Hij moest bukken voor de lange twijgen van een gele wilg om bij de voordeur te kunnen komen. De bel galmde verschrikkelijk luid door de kleine woning. Een pezige man met een zwembroek aan en op klompen verscheen vanachter de gevel. Een klein snorretje gaf zijn getaand gelaat een streng uitzicht. ‘Heb je me nodig?’ vroeg hij.
‘Ik veronderstel dat jij Armand Bosch bent...’ begon Hannes. Toen hij de man lichtjes zag knikken, vervolgde hij: ‘Ik wil je helemaal niet lastig vallen, maar mag ik eens een vervelende vraag stellen?’
De onderwijzer kwam een stap naderbij en knikte.
Hannes schraapte de keel. ‘Toevallig hoorde ik vanmiddag vertellen dat jouw dochter Annick gestraft is... Mag ik weten waarom?’
‘Wie ben jij?’ vroeg de onderwijzer ongemakkelijk.
‘Hannes Orban.’
‘De vader van een vriendinnetje van haar?’
‘De vader van de jongen die hier op 30 juli verongelukte op de Kapelletjesweg.’
‘Had Annick daar dan iets mee te maken?’ vroeg de onderwijzer, zichtbaar uit zijn lood geslagen.
‘Meer dan waarschijnlijk niet,’ stelde Hannes hem gerust, ‘en zéker niet, indien ze die zaterdag om negen uur thuis was.’
De onderwijzer deed traag zijn klompen uit en nam ze in zijn hand. ‘Die dag kwam ze thuis om kwart na tien. We hadden de hele wijk al in beroering gebracht. Ze heeft er een voorbeeldige straf voor gekregen.’
‘Vertelde ze je waar ze geweest was?’
‘Ja... Ze had in “Het Jeugdheem” gezeten. Haar horloge stond stil.’
‘“Het Jeugdheem”?’
‘Dat is een ontspanningsgelegenheid voor jongeren in de kelders van de oude pastorie.’
‘Is er iemand die haar verhaal bevestigd heeft?’