water. Een vreemde onrust maakte zich van hem meester. Alleen geoefende zwemmers konden met gerust gemoed een zo brede waterloop oversteken. En was Jasmine wel geoefend? Hij wuifde in hun richting, maar ze zagen hem niet of deden alsof. Mismoedig ging hij weer zitten en stak een sigaret op. Erwin kwam naast hem staan. ‘Vind jij dat niet gevaarlijk?’ vroeg Hannes.
‘Nico is een puik zwemmer,’ antwoordde Erwin. ‘En Jasmine zwemt ook behoorlijk.’
‘Wiens idee was het om het kanaal over te steken?’
‘Nico's. Hij daagde Jasmine uit, maar ze heeft de proef glansrijk doorstaan!’
‘Half,’ opperde Hannes.
‘Wat bedoel je?’
‘Ze moeten nog terugkeren.’ Hij gooide de sigaret in het water. ‘En wat zou er gebeurd zijn, indien ze zichzelf overschat had?’
Erwin haalde nonchalant de schouders op. ‘Nico is een goed zwemmer.’
‘Ook een goed redder?’ Hannes lachte droog. ‘Ik vertrouw hem niet.’
Zijn achterdocht maakte Erwin duidelijk zenuwachtig. ‘Hoe dat?’
‘Ik dacht dat jullie Jasmines lijfwachten waren...’
Erwin begreep het nu. Hij stak twee vingers in de mond en begon doordringend te fluiten. Het tweetal aan de overkant stond op en wuifde. Erwin maakte grote gebaren in de richting van de brug, maar Jasmine en Nico begrepen hem niet, integendeel: ze doken gelijktijdig in het water.
‘Ja...’ zei Erwin berustend. ‘Enfin... Ze zijn oud genoeg om te weten wat ze doen. Ik ben ten slotte hun hoeder niet.’ Op zijn beurt dook hij, om weer naar boven te komen tussen zijn stoeiende vrienden.
Hannes probeerde in het kabbelende en blikkerende water het hoofd van Jasmine te ontdekken. Een paar maal zag hij het, en dan herademde hij telkens. Het ergerde hem een beetje dat