‘En zeker niet als je verliefd bent,’ zei hij rad.
Ze keek hem eigenaardig aan. ‘Wat bedoel je?’
‘Je bent verliefd op Nico.’
Jasmine lachte onnatuurlijk. ‘Hij is een knappe man, ja.’
‘Tè knap.’ Hij stak een sigaret op. ‘Ik wil geen kwaad over hem vertellen... maar in jouw plaats zou ik toch voorzichtig zijn.’
‘Waarom?’
‘Ik geloof dat hij nogal... lichtzinnig is.’
‘Ik ben het gewend met lichtzinnige mannen om te gaan.’
Ze zuchtte. ‘Is dat alles?’
‘Ik heb hem op een paar tegenstrijdigheden betrapt. Ik vertrouw hem niet.’
‘Ach, kom! Die jongen is een open boek. De nare voorvallen thuis hebben hem een beetje uit zijn evenwicht gebracht.’ ‘Je bent meer dan tien jaar ouder, Jasmine.’
‘Denk je misschien dat ik van zins ben met hem te trouwen?’
‘Wie weet?’
Ze stond abrupt op. ‘Ik trouw nooit. Ik vraag me trouwens af waarom jij je zo om mij bekommert. Ben jij wel te vertrouwen?’ Ze liep eensklaps gehaast in de richting van de keuken.
Hannes gooide zijn sigaret op de grond en trapte ze uit. Hij besloot weg te blijven van de ontbijttafel. Hij wilde het gezicht van Nico niet zien, hij kon de degoutante triomfatorsblik van de jongeman niet meer verdragen. Het deed pijn, maar hij moest toegeven dat hij jaloers was. Plotseling stond pater Willem voor hem. ‘Goedemorgen,’ stamelde Hannes. Hij voelde zich betrapt.
‘Nu moet je toch eens komen kijken,’ zei de pater, terwijl hij zich omdraaide en verder de tuin inliep.
Hannes haastte zich hem te volgen. ‘Is er iets?’
De pater bleef staan bij een zwarte den. Hij wees naar de van hars glimmende wonden die het afknakken van een drietal takken had nagelaten. ‘Gisteren heeft Jasmine hier enkele twijgen afgebroken om ze tot achtergrond voor een bloem-