beker roomijs met aardbeien erop. Er zat niets anders op dan dat de grootvader ook trakteerde. De kinderen wilden allemaal een dame blanche. Toen de kinderen hun bekers al lang geledigd hadden, zat de grootvader nog te lepelen... Bij de afrekening bleek dat elke jarige gast in ‘De Vlierboom’ gratis een coupe ‘De Vlierboom’ aangeboden kreeg... Toen het gezelschap vertrokken was en Hannes nog zat te monkelen, stopte een witte sportwagen naast de schandpaal. Een geblokte jongeman in tenniskleding stapte uit. Zenuwachtig met de sleutels van zijn wagen rinkelend kwam hij op Hannes toe. ‘Ben jij de vader van de jongen die op de Kapelletjesweg verongelukte?’ vroeg hij, bijna bazig.
‘Ja,’ zei Hannes.
De jongeman ging vlak voor hem zitten. ‘Ik ben Danny Roebeke. Johan Sterkens zei dat je me mordicus wilde spreken.’
‘Drink je iets?’
‘Ik heb geen tijd.’ Hij fixeerde Hannes zonder schroom.
‘Wat wilde je weten?’
Hannes keek ongemakkelijk van hem weg. ‘Lambert Prinsen, die toch een gezonde vent is, meende jouw stem te herkennen die avond...’
Danny lachte spottend. ‘Lambert Prinsen is een appelwijf. Ik heb hem duidelijk gezegd dat hij zich vergiste, ik heb het ook bewezen. Mijn ouders waren zo ondersteboven van het bezoek van de politie dat ze naar zee moesten om weer op adem te komen. Nu zie je maar waartoe zulke roddel kan leiden.’
‘Je begrijpt dat ik het allemaal zelf nog eens wilde natrekken, nietwaar?’ zei Hannes, een beetje benepen.
‘Zeker!’ zei Danny. Weer liet hij zijn sleutels rinkelen. ‘Wilde je nog iets vragen?’
‘Ga je weleens... vrijen op de Sint-Lambertusheide?’
Danny grinnikte hautain. ‘Dat is geleden van toen ik nog een snotneus was! Je weet wel: hand in hand naar de maan lopen te kijken, en dan maar flauwiteiten fluisteren, en onzin, en leugens...’