De voetballer keek bezorgd op zijn horloge. ‘Dat vertel ik liever niet.’
‘Je weet het?’
‘Ja.’
‘Heb je het aan de politie verteld?’
‘Neen. Die mensen konden onmogelijk iets te maken hebben met het ongeluk van jouw zoon.’
‘Waarom neem je hen in bescherming?’
‘Niet elke liefde kan het daglicht verdragen.’
Hannes dronk van zijn bier en haalde diep adem. ‘Miranda vertelde ook dat ze omstreeks tien uur stemmen hoorde... Heb jij iemand gezien?’
‘Neen. Het was al te donker. Die jongens waren te ver van ons verwijderd, en...’
‘Jullie wilden nu niet precies de aandacht trekken?’
‘Zeg eens...’ zei de voetballer, terwijl hij opstond. ‘Wij zijn meerderjarig, hoor!’
‘Herkende je geen enkele van die stemmen?’ Hannes keek hem bijna smekend aan. ‘Denk eens goed na...’
‘Ik heb goed nagedacht,’ zei Lambert. ‘Ik heb aan de heren van het parket al verteld dat ik een ogenblik meende de stem van Danny Roebeke te herkennen, maar de jongen weet van niets...’
‘Ken je die jongen goed?’
‘Nogal. Danny speelt bij de juniors van F.C. Rostal, en die trainen de laatste weken samen met ons...’
‘Lambert, jongen, een krat pils als je wint: denk eraan!’ zei een hoogblozende vent, klaarblijkelijk een herbergier of een brouwer, achter de rug van de voetballer.
‘Waar vind ik Danny Roebeke?’ vroeg Hannes nog.
‘Dat weet ik niet,’ zei de voetballer. ‘Maar het is zinloos die jongen lastig te vallen. Ik moet mij vergist hebben... Hij weet helemaal van niets!’
Hannes stond op. Hij wilde Lambert de hand drukken, maar die had zich reeds omgedraaid. Ze weten allemaal van niets, dacht hij bitter. Hij baande zich een weg naar buiten. Langs