op. ‘Breien maakt me rustig. Het was geleden van in mijn jeugd dat ik het nog deed.’
Hij knikte opgelucht en stak een sigaret op. ‘Roken maakt mij rustig.’
‘Zo heeft ieder zijn gebreken,’ zei ze.
‘Je bedoelt: zijn tics.’
‘Ja.’
‘Ben je gehuwd?’
Haar ogen vernauwden zichtbaar. ‘Je schendt de regels van “Arcadia”, Hannes.’
Geschrokken keek hij van haar weg. ‘Het spijt me. Ik wilde alleen maar wat met je konverseren.’ Hij stond op. ‘Ik bedoelde niets onhoffelijks...’
‘Ik wilde je niet krenken,’ zei ze haastig. ‘Ga weer zitten... asjeblieft.’
Hannes nam weer plaats aan tafel. ‘Ik ben journalist. Het zal wel beroepsmisvorming zijn dat ik de mensen aldoor wil uithoren.’
‘Ik ben niet gehuwd,’ zei ze. ‘En ik ben hier al vier weken.’ Hannes glimlachte dankbaar. ‘Het is hier een ideaal vakantieoord...’
Ze begon eensklaps sneller te breien. ‘Ik ben hier niet met vakantie. Ik ben hier omdat ik bang ben.’
‘Bang?’ echode hij.
‘Zonder de studenten van pater Willem zou ik sterven van angst.’
‘Waarvoor... of voor wie ben je bang?’
Jasmine huiverde hoorbaar. ‘Ilse en Marleen zijn dood.’
‘Wie... waren Ilse en Marleen?’
‘Mijn beste vriendinnen.’
‘Mijn zoon is ook dood,’ zei hij somber.
Jasmine knikte. ‘Pater Willem bracht ons op de hoogte.’
‘Wat gebeurde er met jouw beste vriendinnen?’
‘Ze verdwenen spoorloos. Ilse verleden jaar in de zomer, Marleen dit jaar in de lente.’
‘Hoe weet je dat ze dood zijn?’