ze en legde ze in haar handje. Marlies was pas aan haar tweede herfst toe. Nog enkele jaren en ik was een halve eeuw oud. Pulle was één van de oudste Kempense landbouwdorpen. Tot in mijn jeugd was het onaangetast paradijsachtig gebleven. Daarna rukte de bastaardering op: internationalizatie, aliënatie, numerotering... maar trager dan elders. Er waren nog verbluffend gave brokken natuur, er leefden nog verscheidene zeldzame mensen. De orchideeën waren nu beschermde planten, maar die protektie verhinderde niet dat ze verder uitstierven. Het dorp had zijn groene, agrarische en ekologisch waardevolle zones, maar het gewestelijk plan werd geregeld met de voeten getreden door korrupte politici en op steekgeld azende ambtenaren. Hoe zouden dan ooit de zeldzame mensen, die helemaal geen bescherming genoten, kunnen overleven? ‘Daar!’ stootte Marlies uit. ‘Daar!’ Ik plukte voor haar een tros vlierbessen af en liet haar er de mooiste vruchtjes uit happen. Wie was ik? Een eenzaat die nooit eenzaam was. Altijd waren er herinneringen die me deden glimlachen. Altijd waren er uitzichten, geluiden, smaken, geuren en aanrakingen die het paradijs van mijn jeugd weer in me opriepen. Altijd waren er voorbeelden van mensen die me in staat stelden zelfs het pijnlijkste te relativeren. Wie zou Marlies worden? De eeuw werd elk jaar somberder. De mensen werden malkontenter en grimmiger met de dag. Een bijenkoningin zou ik van Marlies willen maken, met een grote voorraad honing, honing van herinneringen, waarmee ze de vermoeide geest, de sfeer van dekadentie, de ondergangsstemming en de wanhoop van de komende winterjaren wel kon overleven. Voor het te laat was moest ik haar de plaatsen wijzen, waar de bloemen bloeiden die altijd het rijkst aan nektar waren en dat ook immer zouden zijn. Ik moest en zou haar over mijn jeugd vertellen... We kwamen voorbij een veld met stoppelknollen. ‘Daar!’ zei ik,
terwijl ik Marlies op de grond zette. ‘Daar!’ Ik rukte de dikste knol uit de grond, spoelde hem in een plasje op de weg, nam mijn pennemes en schilde hem. Terwijl Marlies