De onderzoeksrechter trok de wenkbrauwen op. ‘Zo?’ zei hij. Onwennig ging ik zitten. ‘Zekerheden,’ mompelde ik, met popelend hart.
De onderzoeksrechter lachte even. ‘Laat eens horen...’
Ik snoof even. ‘Lix van Bourgonie is een psychopaat!’ flapte ik eruit.
‘En wie is Lix van Bourgonie?’
Omstandig vertelde ik mijn verhaal. ‘Mijns inziens lijdt hij aan de weerwolfsziekte,’ besloot ik.
‘Ik denk,’ zei Louis Stassijns rustig, ‘dat jij ooit nog romans zult schrijven.’ Hij klopte me zacht op de arm, en vervolgde: ‘Liefdesromans.’
‘Je gelooft me dus niet?’ vroeg ik ongelukkig.
‘Toch wel! Toch wel!’ antwoordde Louis Stassijns. ‘Maar je praat zo gloedvol over die juffrouw... Guldentops, zo dweperig bijna... Ben je misschien op haar verliefd?’
Ik tastte naar mijn baard als naar een redplank. ‘Euh...’ aarzelde ik. De onderzoeksrechter echter kwam mij ter hulp. ‘Wat jij en die jonker en die motorcrosser daar uithaalden, lijkt sterk op een volksgericht,’ zei hij. ‘Dat zou weleens nare gevolgen kunnen hebben.’ Hij dronk even van zijn koffie, en keek lichtelijk verbaasd naar het krachtig schuimende bier dat Richard tussen mijn armen zette. ‘Anderzijds is... die uitbater zowat een centrale figuur in elke van de drie tragedies die zich hier hebben afgespeeld. We zullen hem zeker niet ongemoeid laten. Heeft dat meisje die bierviltjes nog?’ ‘Ik denk het wel,’ zei ik, een beetje gerustgesteld.
‘Dan ga ik straks even met haar praten,’ zei de onderzoeksrechter. ‘Haar moeder weet van niets, meneer,’ wierp ik op. ‘Als je wilt, haal ik die viltjes even op.’
De onderzoeksrechter lachte weer. ‘Waarom niet?’
Ik nipte even van mijn glas en sprong op. ‘Ik ben dadelijk terug!’ Eensklaps had ik als het ware vleugels. Tot mijn wrevel stonden er vier huisvrouwen voor de toonbank in de winkel. Van in de deuropening wenkte ik op Deirdre. Verbaasd liet ze haar werk in de steek. ‘Hee, zeg! Moet ik alleen al die klanten gerieven?’ protesteerde haar moeder.
‘Een ogenblikje maar!’ zei Deirdre korzelig. Ze volgde me naar buiten. ‘Is er iets?’
‘Er zit in “De Leeuw” een onderzoeksrechter,’ zei ik opgewonden. ‘Hij zou graag die bierviltjes eens zien... Heb je ze nog?’
Ze schudde het hoofd. ‘Ik heb ze stuk gescheurd en door het toilet gespoeld. Ik wilde die viezigheden niet meer zien.’
Ik kon mijn ontgoocheling nauwelijks verhullen. ‘Dat is jammer.’ Ze keek me eigenaardig aan. ‘Ik heb hem gisteravond aan de lijn