Omdat ik niet in katzwijm viel van bewondering, vroeg hij argwanend of ik nog wel geloofde. Intussentijd had Deirdre bijna onafgebroken met Mario gedanst. Het stemde mij bitter. Alleen de drank kon troost brengen. Toen ik mijn neus in het schuim van mijn vijfde glas dopte, porde iemand mij in de rug... Het was Deirdre. ‘Jij staat je hier toch alweer niet zat te zuipen?’ vroeg ze véél te luid.
‘Wat gaat jou dat aan?’ beet ik haar toe.
‘Niets,’ gaf ze een beetje geschrokken toe.
Ik zag dat de godsdienstleraar haar gretig van top tot teen opnam. ‘Wat mag ik voor je bestellen?’ vroeg ik zacht.
‘De dames nodigen uit...’ zei ze, terwijl ze me bij de arm nam.
‘Wat gaat Mario daarvan zeggen?’
‘Vrienden laten elkaar vrij,’ wijsneusde ze. ‘Kom!’
Ik was ervan overtuigd dat dit mijn kans was, en dat ik ze niet mocht laten voorbijgaan. Voordat ze weer met haar dansregel van drieën kon uitpakken, zei ik: ‘Je bent het mooiste meisje in de zaal.’
‘Begin nu weer niet, hè!’ strafte ze me af.
‘Ik méén het... In de zaal, in het dorp, in de wereld.’
‘Je liegt! Ik ben iemand van de rosse maan, een roodkop... én mijn gezicht is verroest.’
Ik zocht haar ogen, doch ze keek van me weg. ‘Precies daarom vind ik je de mooiste vrouw die ik ken.’
‘Zeg, ik laat me niet uitlachen!’ zei ze bruusk.
‘Wie lacht je uit?’
‘Jij... én iedereen.’
Ik schudde ongelovig het hoofd. ‘Het is toch niet waar, dat jij met een minderwaardigheidscomplex rondloopt omdat je een... Iers type bent?’
‘Ze hebben me altijd uitgelachen. Ze noemden me Sproet, of Rossekop, of Rosse Kattin...’ Haar ogen glommen verdacht.
‘Ik dacht dat er alleen maar rosse katers bestonden,’ schertste ik. ‘Zwijg maar,’ zei ze gesmoord.
‘Ik ben écht verliefd op je,’ flapte ik eruit.
Ze schokschouderde. ‘Ik vertrouw geen enkele man meer.’
‘Heb je dan... vroeger iemand vertrouwd?’
‘Mijn vader.’
Dat sloeg me met verstomming. Hoe moest ik daarop reageren? Ik was bijna blij toen de discjockey de jeugd opriep voor een gezelschapsspel. Voordat ik nog iets zinnigs kon bedenken, had Mario haar van mij weggerukt. Op mijn terugweg naar de tapkast liep ik Reina Guldentops op het lijf. ‘Jij weet ook van geen ophouden,