Wilde gissingen deden de ronde... Jocelyn was de laatste tijd wel meer in het gezelschap van wildvreemde mannen gezien. Wellicht was ze met een van hen opgetrokken. Waarom ze dan haar dochtertje zo maar had achtergelaten? Ja... Heet bloed, nietwaar? Tussen haar en de direkteur van de supermarkt was er immers ook wat geweest... Waarom, denk je, had Udo Ramoudt, haar man, die roofoverval op die diamanthandelaar gepleegd? Omdat hij haar slippertjes beu was, natuurlijk. En hij had die centen vandoen om ergens, waarschijnlijk in Amerika, een nieuw leven te beginnen... Of haakten de radertjes toch anders in elkaar? Was het niet mogelijk dat ze een seintje gekregen had van haar man, en dat ze - om zo weinig mogelijk argwaan te wekken - zonder haar dochtertje vertrokken was? Ze zou haar kind wel spoedig laten nakomen...
's Anderendaags liep ik de politiekommissaris op het lijf. Zoals steeds zag hij eruit alsof hij naar een defilé moest. Nog voordat ik iets gevraagd had, zei hij uitermate vriendelijk dat de pers inderdaad recht op informatie had. Hij had Lix van Bourgonie verhoord... De herbergier had ‘De Weerwolf 2000’ verlaten om vijf uur in de ochtend. Jocelyn had een sleutel. Gewoonlijk begon ze om halfnegen aan de schoonmaak. Waarschijnlijk was dat nu ook gebeurd, want het was in de taverne kraakzindelijk. Eén slordigheidje had ze begaan: ze had een halve fles whisky met een gevuld glas ernaast op een tafeltje laten staan. Dat was alles. En dat was helemaal niet ongewoon, want ze mocht gerust tijdens het werk een opkikkertje gebruiken.
‘En hebben de buren haar gezien?’ wilde ik weten.
De kommissaris knikte. ‘Reina Guldentops zag haar in de voormiddag de ruiten zemen.’
‘Heeft niemand anders haar opgemerkt?’
‘Niet dat ik weet. Nogal wat mensen zijn met vakantie, weet je...’ Hij zuchtte diep. ‘Het zijn altijd dezelfden die moeten werken.’
‘Heb je al een opsporingsbericht opgesteld?’
De kommissaris stak ostentatief de handen op. ‘Hola! Hola! Jocelyn Siborgs is een volwassen vrouw. Ze kan best enkele dagen op avontuur zijn. Zonder haar dochtertje wisten we niet eens dat ze verdwenen was... Een verdwijning is geen strafbaar feit. Als ik nu de opsporingsdienst alarmeer en Jocelyn komt straks thuis, dan ben ik in de klos... Dan zegt iedereen dat ik mij bemoei met zaken die mij niet aangaan.’
‘Heeft Jocelyn dan geen familieleden die de verantwoordelijkheid voor zulk een bericht op zich kunnen nemen?’