een Waalse gravin, niet had kunnen aarden op Oerdam en ergens in Zwitserland zelfmoord had gepleegd. Zijn vader was toen aan de drank geraakt. De tijd dat de adel over onbeperkte mogelijkheden beschikte, was definitief voorbij: wie van de bosbouw leefde, moest van hogerhand toelating krijgen om zijn eiken en beuken te vellen. Met zijn jachtgeweer had de oude Jonker een bosbouwkundige beambte in het ziekenhuis geschoten. Hij werd vanzelfsprekend gearresteerd. Een paar dagen na zijn vrijlating reed hij in Lovenhoek een jongeman in een invalidenwagentje dood. Omdat hij stomdronken was, reed hij door. Er waren echter getuigen. En 's anderendaags haalden de gendarmes hem op. Voordat het tot een rechtszaak kon komen, verhing hij zich in zijn cel... De zoon, de jonge Jonker, was toen ergens op kostschool. Een tijdje stond het kasteel te koop, vergeefs echter. Toen er dan sprake van was het te klasseren, zowat acht jaar geleden, nam de jonge Jonker er zijn intrek. Hij leefde zeer eenzelvig. Omdat hij geen stof bood voor roddelpraat, zeiden de mensen dat hij simpel was en mensenschuw... Hoe groot was dan ook mijn verbazing toen ik die zaterdagmiddag bij de stallingen achter het kasteel een rijzige, sportief geklede man aantrof, die mij vrank maar helemaal niet onvriendelijk aankeek. Nog voordat ik mij had voorgesteld, zei hij: ‘Schitterend weer, nietwaar?’
‘Zeker!’ beaamde ik, terwijl ik met bewondering naar de twee gitzwarte veulens keek, die wat verder in een perk stonden.
Zonder zijn ogen van mij af te wenden, zei hij: ‘Dat zijn dochters van Marduk, één van de beste springpaarden van deze eeuw.’ Hij glunderde. ‘Ken jij iets van jumping?’
‘Ik ben journalist van “De Brabander”,’ zei ik ontwijkend.
‘O ja!’ hij lachte hartelijk. ‘Dan ben jij de man die de geschiften van de streek op een rijtje aan het plaatsen is... Het is toch niet je bedoeling om ook mij in dat... panteon bij te zetten?’ ‘Het zijn types... Geen geschiften!’ protesteerde ik verlegen.
‘Je hebt gelijk!’ stelde hij mij gerust. ‘Doch ik ben niet gesteld op dat soort van... typeringen. Het spijt me... Maar waarom schrijf je niet wat over mijn stoeterij? Ik heb... toch al enkele befaamde paarden gefokt, weet je...’
‘Graag!’ hapte ik toe.
Het volgende uur vertelde hij, bij een glas grenadine, honderduit over zijn hobby én broodwinning. Toen ik wilde afscheid nemen, vroeg hij: ‘Maar wat voor een mallemolen draait daar tijdens het weekend toch?’ Hij wees in de richting van ‘De Weerwolf 2000’.