‘Als je naar huis wilt gaan, een jas wilt aandoen, én een das wilt omknopen,’ zei de patroon. ‘Het spijt me, maar “De Weerwolf 2000” is geen café voor slampampers. Als ik nu het uitschot toelaat, zit ik toekomende week nog uitsluitend met uitschot.’
Ik zag Gino bleek worden. Ik stond er als verstard bij. Ik wist niet hoe ik kon reageren. Het was cru, erger nog. Wat ik verwachtte, kwam echter niet. Gino, garagearbeider én als motocrosser een spektakelmaker, kreeg de kans niet om iets te zeggen of te doen. Vier robuuste kelners zetten hem gewoon op straat... ‘Het is toch wààr!’ verdedigde Lix zich. ‘Als ik het schorriemorrie duld, blijven de nette klanten weg. En van wie moet ik het hebben, denk je?’
‘Gino Hanselaar is nochtans een fidele vent,’ protesteerde ik zwakjes.
‘Ken jij in Kranendonk niet een paar jonge vrouwen die aardig wat willen bijverdienen als schoonmaakster tijdens het weekend?’ vroeg Lix met gedempte stem.
Ik kreeg de tijd niet om te antwoorden, want Ingel Guldentops was daar weer. ‘Dat is toch geen manier van doen!’ riep hij Lix toe. ‘Als die wagen binnen vijf minuten niet verplaatst is, laat ik hem wegslepen!’
Lix haalde de schouders op en liep naar achteren.
Ik volgde Ingel naar buiten. In het midden van het kruispunt stond een kelner enkele gebroken glazen op een blik te vegen. Ingel stak met grote stappen het kruispunt over. Ik moest wachten voor een voorbijrijdende wagen. Ingel legde zijn handen op de kofferbak van de oldtimer en begon te duwen. Er was geen beweging te krijgen in het glimmende onding. Zijn zuster, Deirdre, kwam hem te hulp. Haar lange rode haren waaiden tot in zijn gezicht. De oldtimer kraakte even. Net toen ik op het punt stond een handje toe te steken, riep eensklaps een bazige stem: ‘Blijf met je poten van mijn slee!’
Geërgerd en opgelucht tegelijkertijd richtte Ingel zich op. De jongeman die op hem toeliep, zag eruit als een catcher die even het kostuum van zijn jongere broer had geleend. ‘Ik moet dadelijk ergens zijn,’ zei Ingel. ‘Wil je even je wagen verplaatsen?’
‘Jij moet mijn slee met rust laten,’ zei de catcher, ‘anders zal ik jou eens verplaatsen!’
‘Het is hier verboden te parkeren!’ snibde Deirdre. ‘Als je ook maar voor tien centen verstand hebt, zie je dat toch wel!’ ‘Hoepel op, onnozele trut!’ smaalde de catcher.
Ingel was lijkbleek geworden. Ik had het nooit gezien dat hij zijn zelfbeheersing verloor, doch nu kookte hij zichtbaar. ‘Als