mijn achterlijf te besnuffelen en maakte hij allerlei aanstalten om mij zo maar in het wilde weg te bespringen. Telkens wendde ik me preuts af, waarbij ik wanhopige pogingen aanwendde om telepatisch kontakt op te nemen met de hitsige viezerik. Zulke dekreuen echter zijn helemaal vervuld van de gedachten aan de zaadlozing en de kortstondige wellust die daarmee gepaard gaat, zodat ik tenslotte in arren moede mijn toevlucht tot de schrijver zocht. ‘Die hond heeft een willetje,’ ginnegapte de hondenfokker. ‘We moeten hem tot een kopulatie dwingen. Heb je geen muilband?’
‘Neen,’ zei de schrijver. ‘Ik heb er trouwens weinig zin in om hem te laten verkrachten. Indien we het hele gedoe eens een week uitstelden? Ik zal je vanzelfsprekend vergoeden.’ Hij klopte me bemoedigend op de rug.
‘Voor mijn part mag jij zoveel zotte kosten doen als je wilt,’ smaalde de hondenfokker, maar als het aan mij lag...’ Hij maakte een obsceen gebaar met een duim en twee vingers. Vervolgens greep hij zijn verbouwereerde Don Juan bij het nekvel en zwierde hem zonder veel plichtplegingen in zijn bestelwagen. De schrijver haalde zijn portefeuille te voorschijn en betaalde.
‘Jammer dat het juist bij de mensen andersom is,’ schertste de rosharige.
‘Wat bedoel je?’ vroeg de schrijver ernstig.
‘Wel, wij betalen aan de vrouwen...’ grinnikte de vent. ‘Mocht het omgekeerd zijn, dan was ik in een wip rijk!’ ‘Ben je er dan zo zeker van dat je van een goed ras bent?’ De schrijver lachte helemaal niet. Hij gunde de kerel zelfs geen afscheidsgroet meer... Natuurlijk deed de vrouw me weer die gehate menstruale broek aan. 's Anderendaags reeds, nog voordat de traditionele vrijers kwamen opdagen, werd de geslachtsdrift mij te machtig. De wind was druk doende alle vuile rottigheid van de winter