tafereel! Maar toen moest ook ik wijken voor de overmacht. De pijn in mijn lijf zwol aldoor aan, werd onverdraaglijk, maakte me duizelig... Dus pijlde ik de schrijver achterna, met de hele zwerm om me heen. ‘Nigra! Weg!’ huilde hij hysterisch. Wat wilde hij nu eigenlijk? Bedremmeld liep ik in zijn spoor tot bij de buren, maar ook daar ontstond aanstonds paniek... Het liep erop uit dat ik voor de deur moest blijven zitten terwijl ze door de vensters met bleke gezichten naar me keken. Dat duurde tot de laatste wesp verzwonden was. Toen kwamen ze buiten en monsterden meewarig mijn ontstellend gezwollen lippen en dikke oogleden. De schrijver pakte me op en nam me mee naar huis. Voor het eerst liefkoosde hij me. Thuis duwde hij mijn snoet in een teiltje azijn, en vervolgens dwong hij me ertoe een kommetje gesuikerde melk te drinken. Dat was lief van hem, maar toch... Wat later betrapte ik hem erop dat hij zat te grinniken om mijn afzichtelijkheid, en dat vond ik hatelijk. Leedvermaak, ontdekte ik, is een van de lelijkste karaktertrekken van de mens. 's Anderendaags droeg de schrijver een korte broek, wat hem niet fameus stond: zijn pezige benen waren raapwit en harig. Na de middag heerste in het huisgezin een opgewekte stemming: ze zouden gaan zwemmen, en ik mocht mee. Op de veldweg kwamen duizenden geuren op me af, die me beroesden en koortsachtig maakten. Vooral de weeë maar vreemd prikkelende reuk die de lichtbruine en geelwit gevlekte koeien met hun kwabbige uiers verspreidden, lokte me aan. Ik liet de taterende schrijversfamilie aan haar lot over en dook een weide in. Daar, tussen koekoeksbloemen en madeliefjes, lagen geheimzinnig geurende groenzwarte plakken die mij zo in extaze brachten dat ik mij niet langer kon intomen... Ik wentelde en keerde mijn lijf in de kleverige substantie, ik kon er niet ge-