3
Dezelfde avond nog nam de grijze dokter me mee op huisbezoek bij een lerares. Die dame had wel tien poezen, alle rassen, en als er iets is dat ik haat dan zijn het die arrogante plantrekkers. Ik werd toevertrouwd aan de dochter des huizes, een lieve studente die me in al haar verstrooidheid geregeld op de tenen trapte. Als ik dan jankte, verprutste ze haar tijd met allerlei attentietjes: ik werd geaaid, kreeg klontjes en het was Paria van hier en Paria van daar, want zo heette ik eensklaps. De heer des huizes was een geleerde, stuurse vent die - ongeacht het heerlijke weder - de ganse dag in zijn bureau tussen de boeken zat. Nadat ik drie weken daar op de Steenberg verbleven had, wist hij nog niet eens dat ik bestond. Toen kreeg hij eczeem. De ietwat gekke dokter kwam en - omdat hij niets vond dat meer voor de hand lag wellicht - schoof eens te meer de schuld in mijn nek. Ik moest weg! Het werd trouwens de hoogste tijd, want ik