Het koekoeksspog(1978)–Robin Hannelore– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Uit: De Kempense brandbrieven Drie Kempense ecloges I Het is natuurlijk krankzinnig meelijwekkend Een eigentijdse dichter die in de laatavond staat te luisteren Naar de ontzettende lijsters Ik ben bang om het te zeggen Maar dat maakt mij ziek En slaat mij met dagenlange verstomming Wat mij totaal van streek brengt is de bedenking Dat wat de lijsters zingen zo oerecht is Geen gekke lijster heeft het aangedikt Geen domme lijster heeft wat weggelaten Geen broodnijdige lijster heeft ooit gepoogd Zijn voorzaten voor schut te zetten Ach was het alleen maar met de lijsters zo Maar bomen planten en bloemen Maar dieren en insekten Ze zijn trouw aan hun bestaan gebleven Aan de zin van de droom Aan het heilige bloed van elkander Alleen de mensen plegen moord en zelfmoord Rond hun waanzinnige altaren Om toch maar anders te worden dan ze zijn Ook al zingen hun dichters nog het oude lied Met verstikte stem Om zoveel verraad en onmenselijkheid [pagina 20] [p. 20] Ik ben zo’n dichter en ik zing Heel bangetjes op papier waarnaar niemand luistert Zing ik van het onheil dat mens is geworden En doodt en doodt en doodt Altijd maar dichter bij de eeuwigheid Met alles behalve mensen. [pagina 21] [p. 21] II Ik heb dit vaak Dat ik helemaal niets te maken heb met mezelf Dan zie ik krankzinnig trage herinneringen Maar om dat te begrijpen moet je absoluut Bij hevige rukwind op het einde van mei Eens door een branding van maaigras lopen De geur van uiensaus of geroosterde haring Verjongt mij een kwart eeuw Toen ik nog op het kerkpad piste Maar de roestrosse wezel Je ziet de pootjes niet als ze vlucht Vermoordt in de braamstruik de argeloze merel Parelogend met opengesperde muil en vliemende tanden Zit ze reeds vijftien jaar op zijn schrijftafel Hij heeft haar lafheid leren verdragen Hij is een slaafse bloeddonor Maar ik schud ik brul ik worstel Ik laat me niet leegzuigen door deze wereldmacht Ik heb dit vaak Dat ik helemaal niets te maken heb met mezelf Dan maak ik me zorgen om Gust Obbels Maar om dat te begrijpen moet je absoluut Bij een hevige regenbui op het einde van mei Enkele jonge merels laten drogen onder je trui. [pagina 22] [p. 22] III Elke dag rond middernacht Duw ik mijn sigaret uit Klap ik mijn boek dicht Ruik ik nog even aan de lege wijnfles En ga ik buiten met mijn hond In het gras waterend Kijk ik rillerig naar de sterren Het vurige piktografische schrift Van een dode god Dat vooralsnog onontraadselbaar bleek Dan heeft mijn hond zijn vriend opgespoord De egel die bolrond op het gazon ligt En blaffend begint hij zijn ritus De oudste dans Van blije verrukking rond intuïtieve angst Zo leven mijn hond en ik Elke dag in het spookuur Een beetje buiten de tijd Brandend van blinde liefde Voor dingen die wij niet begrijpen. Vorige Volgende