De heksenvlecht(1987)–Robin Hannelore– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 112] [p. 112] Winterlied De winter is een scène uit de hemel. De koude heeft een huid van sneeuwbessen en de geur van Arabische volbloeden. Jonge glimwormen vullen hun batterijen onder de zon, die afdrijft als de aureool van een afgedankte heilige. De stilte wemelt van konijnepootjes en de bisamratten hebben met hun staarten in de sneeuw geschreven: spijkerschrift, hongerbrieven. De marterachtige noordenwind besluipt me met een lenigheid van glaswatten en glaswol. De valkachtige vorst beloert me met ogen van glaszand en glaszijde. Het geheim is onbetreden. Ik laat vreselijke sporen na. Welke dichter geraakt door het niemandsland waar de poëzie een bloedvlek is en de woorden als pluimen vastgevroren liggen? Vorige Volgende