De heksenvlecht
(1987)–Robin Hannelore– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 70]
| |
IOp vrijdagavond ga ik in Pulle whisten.
Wij drinken vaak twee kratten bier,
terwijl wilde wijnen in dame-jeannes gisten,
onze oogst, ons toekomstig vertier.
Wij eten varkensribben in het spookuur,
bakharing soms, of bloedpensen.
Handen en kaarten dansen op de muur,
je hoort de speelduivel aanroepen of verwensen.
Om drie uur stap ik dan naar huis
door lege straten, langs dennenbos en wei,
soms fluitend, soms gebukt onder het kruis
van de slechtste kaarten in de eeuwen der eeuwen.
En dan gebeurt het vervelend vaak dat mijn vrouw mij
in mijn slaap ‘Abondance!’ of ‘Mizerie!’ hoort schreeuwen.
| |
[pagina 71]
| |
IIIk ben supporter van F.C. Pulle, groenwit
- eikels worden eiken, weet je wel -
en telkens op zondagnamiddag zit
ik dus in het vagevuur of de hel.
Ik heb het moeilijk in de vogeltrek.
Dan gebeurt het zelfs dat ik niet scheld
op de scheidsrechter omdat ik de wek-
roep van sijsjes hoorde boven het veld.
Doch meestal ben ik een echte rabauw,
drijf ik de tegenstrevers in het nauw.
Daarna, in de kantine aan de tapkast,
werp ik alles overboord, de ballast
van een hele week gedwee zijn en wijs.
Ik zit dan in het verloren paradijs.
| |
[pagina 72]
| |
IIIBijna elke dag stap ik erop los,
langs de Molenbeek, door het dras,
door de heide of het dennenbos,
alsof mijn beroep wandelaar was.
De mensen zijn aan mij gewend,
hun eerste achterdocht is weg:
Die met de natuur vergroeide vent
is een gelukzak, luidt hun uitleg.
Er zit afwisseling in mijn tocht,
doch halverwege maak ik een bocht:
alle wegen leiden naar ‘De Kroon’.
Daar is het dat ik mezelf beloon
met kelken schuimende trappist.
Net als de liefde zoekt de dorst list.
|
|