De heksenvlecht
(1987)–Robin Hannelore– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Voor mijn vrouw | |
[pagina 9]
| |
IDe Kempen zijn verschrikkelijk oud.
Wolfsklauwen onder het rode goud
van dennestammen in de zon,
vrouwenmantels bij een wilde bron
en het goudveil aan de waterkant
uit de oertijd van dit zavelland
maken me vaak ziek van heimwee
naar de veenmannetjes en de zee.
Alles is hier verknald, verknoeid.
En wie hier ooit vrij heeft gestoeid,
beseft vele maanjaren te laat
wat hij verkeerd deed met het legaat
van zijn vader, het maankind, de knecht,
en zijn moeder met haar heksenvlecht.
| |
[pagina 10]
| |
IIHet heksenkruis boven het keldergat,
de heksenbezem in de kromme berk:
de namen alleen bewijzen dat
er nog wat anders was dan de kerk.
Doch alles werd door ongeloof besmet,
verdween met de wanmolen en de zeis;
op het karaat van de ziel werd niet meer gelet.
De dagjesmensen kwamen hier op reis
en zagen de feeënlampjes niet
noch de bankjes vol elfenverdriet.
Zelfs de heikant werd verkocht
en de boze jager kwam en zocht
de weerwolf en de tienurehond,
die hij naar het rijk der fabelen zond.
| |
[pagina 11]
| |
[pagina 12]
| |
IIIDe dwaallichten razen nu onverstoord
langs de autoweg en het kanaal,
de zielen van wie werden vermoord
maken uitzinnig veel kabaal.
Elke avond bekijk ik mijn stalklauw,
de hand die nog gedichten schrijft;
die vurige hand bleef zielig trouw
en brandt haar afdruk die blijft
op iedere deur van het papier.
Zo houd ik zelfs de heifluiter hier:
de sporen van zijn blauwe poten staan
op het helse goud van de volle maan
en 's nachts klinkt zijn watermuziek
in de oude schuur, bij gaffel en riek.
|
|