Ga je mee naar Groenland?
(1987)–Robin Hannelore– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 164]
| |
verloedering van het milieu, op de teleurgang van de Kempense aard, op de usurpatie van de streek, op de onvoorstelbare korruptie...? Wèlwèl, laat ons dat dan eens serieus aanpakken. Geen woorden, maar daden. Laat ons een groenkomitee oprichten. Neen, geen drukkingsgroep, geen ding met statuten en zo, maar gewoon een adviesraad: een gezelschap van pure idealisten, dat het Kollege van Burgemeester en Schepenen advizeert. Hier is het gewestelijk plan van aanleg, we verdelen het dorp in zes sektoren, de zes idealisten (een apoteker, twee kunstschilders, een direkteur van de R.T.T., een groenkonsulent en een schrijver) maken een stand van zaken op, en de boel is aan het rollen... Wat mijn part van de koek betreft: ik ontdek dat te midden van de groene zone (een prachtige strook heiduinen tussen het Albertkanaal en het domein van de waterwinningsmaatschappij P.I.D.P.A.) een meneer tien hektaren groen in een koncentratiekamp gezet heeft (waarbij hij twee kerkeof servitudewegen gewoon inpalmde), dat in diezelfde zone vier villa's (waarvan één met zwembad) werden ingeplant, dat een kleine rekreatiezone (een bestaande toestand?) bijna elk weekend wordt uitgebreid met een nieuw chalet (waarbij de ene boom na de andere sneuvelt, de ene heiduin na de andere wordt afgeplat), dat in het agrarisch gebied met ekologische waarde langs de Nete vijf visvijvers werden aangelegd én zes chalets werden opgetrokken én een betonfabriek uit de grond rees én een asfaltbedrijf wordt geëxploiteerd én een transportbedrijf wordt uitgebouwd, dat in de landbouwzone tussen de twee voornoemde gebieden een uit werken gaand echtpaar een kippenhok gedeeltelijk heeft opgetrokken en nu volop bezig is met de bouw van een fermette, dat een tennisveld zo maar tegenover een hoeve en langs een weide werd aangelegd, dat het onbegonnen werk is de caravans nog te tellen... Een beetje geërgerd trek ik dus naar de eerstvolgende vergadering. Ja, het gemeente- | |
[pagina 165]
| |
bestuur is op de hoogte van al die wantoestanden. Zeker, de politiekommissaris heeft al die mensen een bekeuring gegeven... Maar zo eenvoudig is dat niet, neen. Bij de stedebouwkundige diensten verwijzen ze ons altijd naar de bestendige deputatie, en bij de bestendige deputatie worden wij naar de stedebouwkundige diensten verwezen. Niemand weet waarover het precies gaat, niemand kan aan de warboel kop of staart krijgen, en Louis is familie van Piet, en Jan heeft politieke bindingen met Fons, en Gust zou niet graag het deksel op de neus krijgen als hij in een onbesuisde bui de boterham van Sooi opat... Wij zouden dus die overtredingen écht gerechtelijk aanhangig moeten maken? Heb je er al eens over nagedacht hoe wij aan ons mandaat geraakt zijn? Door de stemmen van de mensen die in overtreding zijn, natuurlijk! Neem nu dit verkavelingsplan... (Tot mijn stomme verbazing merk ik dat een prachtige - met inlandse eiken, ahornen en acacia's beboste - duinenrij aan de rand van de Netevallei in een twintigtal rode vakjes is verdeeld.) Wel, de man die dit indiende, is architekt en wil ons in zekere mate tegemoet komen... (Ik schud het hoofd, ontzet. Mijne kollega's-idealisten doen hetzelfde. Dit is het nec-plus-ultra, zoiets kàn niet, een nec-prece-nec-pretio. Van de groene zone moeten ze afblijven, niet gedeeltelijk, maar helemaal!) Wacht even, wacht even! Die duinenrij staat niet aangegeven als groene zone, kijk maar op het gewestelijk plan van aanleg... (Konsternatie alom. Hoe is dat mogelijk?) Wel, dat zit zo... De burgemeester is destijds met een hoge piet van de stedebouwkundige diensten naar deze brok natuurschoon komen kijken. De hoge piet was het er roerend mee eens dat die duinen moesten geklasseerd worden als waardevol natuurgebied, hij opteerde zelfs voor een aankoop door de gemeente. Op het gewestelijk plan van aanleg echter was van zijn mening en suggestie geen spoor terug te vinden... Misschien at die hoge piet die middag niet kopieus | |
[pagina 166]
| |
genoeg, zodat hij zijn woorden maar inslikte... Ach, ik maak er geen woorden meer aan vuil. Als er niet spoedig een soort van ombudsman komt voor die dingen, zal het onherroepelijk te laat zijn. Met het geld dat de politici binnenkort alweer uit de schatkist gaan graaien voor hun verkiezingscampagnes, zou al veel kunnen gered worden voor het nageslacht. Maar ja, wie interesseert zich nog voor het nageslacht? Ik heb zelfs mijn geloof in de boeren verloren... Omdat Grobbendonk een zogenaamd ‘groen vakantieoord’ is, stelde het gemeentebestuur elk jaar een kwart miljoen ter beschikking voor nieuwe aanplantingen... Op advies van het groenkomitee werden langs de Dobbelhoefweg tamme kastanjes geplant... Mensen, wat een heisa heeft dat gegeven! Eén voor één werden de zestig jonge bomen verminkt, omvergereden... tot ze allemaal verdwenen waren. We gaven de moed niet op en lieten er linden planten, met plaatjes eraan waarop de namen van pasgeboren Grobbendonkenaars stonden. Ik ben er bijna zeker van dat die linden hetzelfde lot zullen ondergaan als die tamme kastanjes. En die onverdraagzaamheid en haat richten zich ook tegen de groene jongens... Verleden jaar nog velde iemand met een kapmes de helft van de tuja's in mijn voortuintje. 's Nachts, natuurlijk. Onderontwikkeling en domheid kunnen een ekskuus zijn voor publiek vandalisme; maar wie met een kapmes de eigendom van een partikulier gaat vernielen, is een schoft. Het is en blijft moeilijk iets goeds voor de gemeenschap te doen. Er is altijd die ingekankerde achterdocht, dat onuitroeibare wantrouwen... Zo werd ik ooit eens aangezocht door het gemeentebestuur om een vijftigtal naamloze straten, veldwegen en paden een behoorlijke naam te geven. In oude boeken en op vergeten kaarten ging ik op zoek naar toponiemen... Wat een ambras er toen volgde, is met geen pen te beschrijven. Ik zal er dan ook maar over zwijgen. In het begin van de jaren tachtig ben ik ook een paar | |
[pagina 167]
| |
jaren... spookvoorzitter geweest. Dat kwam zó... Op een keer kwam mevrouw J. De Loore-Raeymaekers, senator én gemeenteraadslid van Vosselaar, me vragen of ik voorzitter wilde worden van de v.z.w. Biekenberk, een officiele Kempense vereniging ter bescherming van het milieu. Eerste projekt: klassering van de Konijnenberg (de trots van wijlen Emiel van Hemeldonck) in Vosselaar. Ik kon dat niet weigeren. Dadelijk begon ik mijn pen te scherpen. Naar het voorbeeld van Demosthenes oefende ik zelfs mijn mondspieren met keien... langs de oever van de Nete. Al spoedig echter ontdekte ik dat er een misverstand in het spel moest zijn... De v.z.w. namelijk belegde haar vergaderingen op woensdagvoormiddagen, zodat ik - als leraar - onmogelijk kon aanwezig zijn. Had men intussen misschien iets opgevangen over mijn fulminante aard? Was men beginnen te vrezen dat ik de vinger te veel op de zere wonde (de dubieuze laksheid van de prokureur des Konings) zou leggen? Ik weet het nog altijd niet... Toen de Konijnenberg uiteindelijk geklasseerd was, kon ik nog inderhaast in De Standaard schrijven: ‘En nu, asjeblieft, het volgende projekt van dien aard. Elke gemeente in dit verhakkelde land heeft nog wel een allerlaatste stukje paradijs waar de kinderen én de volwassenen het verschil kunnen leren kennen tussen een paardebloem en een muizeoortje.’ Dat was het dan... Nu nog altijd voel ik me allesbehalve gelukkig met de rol van papieren voorzitter, die ik toen speelde. Veronderstel even dat het nageslacht deze cumulo-cirrus ernstig neemt. Zie me daar al prijken op de lijst van mensen die in deze tijd twaalf funkties kumuleerden én dertienmaal niets uitrichtten. Ondervoorzitter ben ik ooit ook geweest, van Awena, de heemkundige kring van Grobbendonk. Maar dat was een groteske vergissing. Toen ze op een keer de Nete aan het uitbaggeren waren, vond ik een schedel met een gek uitsteeksel eraan. Die dag kwamen Hubert Lampo en zijn | |
[pagina 168]
| |
vrouw langs. Ik toonde hun mijn vondst, en Lucia - die lerares biologie was - determineerde het spul dadelijk als het bovendeel van de kop van een sauriër. 's Anderendaags al lag mijn ontdekking in het Heemkundig Museum, en nog een dag later was ik ondervoorzitter van Awena. Wat ik toen nog niet wist, was dat Awena verscheurd werd door allerhande kleinzielige vetes. Ik was er eigenlijk maar bijgehaald omdat ze iemand nodig hadden die na de vergaderingen mee aan de zwier ging en geregeld een rondje betaalde. Eén verdienste mag ik op mijn palmares schrijven: ik stimuleerde historicus Guido van Dijck tot het schrijven van ‘De Geschiedenis van Grobbendonk’ én introduceerde hem bij Uitgeverij De Roerdomp. Ach, alleen de natuur maakt mij écht gelukkig of... ongelukkig. Door de jaren werd dé grote waarheid mij duidelijk: kennis leidt tot liefde, liefde leidt tot eerbied. De technokraten van nu moeten generalizerende benamingen als planten, bloemen, bomen, vogels en beesten laten varen. Ze moeten gesensibilizeerd worden voor de eigenheden van elk levend wezen afzonderlijk en - zoals hun voorouders! - leren spreken over een wolfspoot en een teunisbloem, een olm en een hazelaar, een graspieper en een braamsluiper, een hermelijn en een hazelworm. De elllende begint bij de grove algemeenheden, ook waar het mensen betreft... Men heeft de mond vol over demokratizeren, maar met bedoelt massificeren, numeroteren, internationalizeren, egalizeren, aliëneren... Wij zijn enkelingen én... waarderen enkelingen. Een massa is een naamloze hoop, zonder poëzie, zonder geheimen, zonder pikante details en intrigerende facetten. Wij halen onze schouders op voor wat we niet weten, lopen achteloos voorbij aan wat we niet kennen, interesseren ons niet voor wat niet aan onze gevoelens appelleert en kunnen moeilijk respekteren wat ons verhuld blijft. |
|