kon doen voor de sperwer die met een gebroken vleugel in haar tuin zat. En de ene dag staat hier een heer met een reiger die een poot gebroken heeft, aan de deur; en de andere dag komt een straatbengel aandragen met een ekster die een poot verloren heeft. En gisteren kwam een buurman mij vertellen dat hij een grote trap gezien had in zijn tuin, en vandaag kwam een inspekteur van de Dierenbescherming me vragen of ik met hem niet wilde gaan kijken naar een ergerlijk geval van dierenmishandeling... De telefoon en de deurbel staan niet stil. Gelukkig is Achilles Cools er... Als ik met de handen in het haar zit, verwijs ik de mensen die mijn hulp of raad komen inroepen, naar hem. En als ik weinig of niks beleefd heb tijdens mijn wandelingen - ik heb mij voorgenomen nooit tweemaal over hetzelfde te schrijven, en er zijn ten slotte toch al zevenhonderd stukjes van mijn hand verschenen - dan ga ik aan zijn mouw trekken... Achilles stuurt me dan wel naar een ooievaar die ergens in een beemd is neergestreken, of naar de plaats waar een zeldzame orchidee ontloken is... Een eerste verzameling van die stukjes verscheen in 1984 onder de titel ‘Dagboek van een Natuurliefhebber’ bij Uitgeverij Elsevier-Librico. Het boek werd verlucht met etsen van Achilles Cools. Een tweede verzameling zal ‘Dagboek van een Groenridder’ heten.
In het begin van 1984 had Ingrid Sijmons, directrice bij Elsevier-Librico, mij in een valput gelokt. Ik was een Kempense schrijver, een natuurkenner bovendien... En ik hield van de Kempense mensen. Waarom zou ik niet eens een reisgids voor de Kempen schrijven? Amusant werk, én het werd bovendien goed betaald. Ik hoorde het gekraak pas toen het te laat was en ik onherroepelijk in de diepste put zat, waarin een schrijver kan terechtkomen... Adieu kreativiteit, fantazie en spiritualiteit! Werken geblazen. Dokumenteren, kompileren, verifiëren, kontroleren... Ik moest eensklaps een geoloog, een his-