en glimlachend de straat over... In het midden van de weg echter bleef hij staan, de arm zakte, de glimlach verdween... ‘O! Pardon!’ zei hij, en hij draaide zich om. Ik haalde diep adem, en schudde het hoofd, want... ik was er een ogenblik zeker van geweest dat de heer Hubert Lampo was. Doch aangezien hij mij niet herkend had, zou ik wel weer een spook op klaarlichte dag gezien hebben. Toen ik enkele dagen later een bezoek aan Hubert Lampo bracht, zei hij plotseling: ‘Apropos, over dubbelgangers gesproken... Toen ik verleden donderdag in Herentals over de Molenvest liep...’ Enfin, Maaike zelf kan er ook over meepraten. Als ik met haar ergens in Herentals of Antwerpen afgesproken heb tijdens een snipperuur, loop ik haar, negen kansen op tien, minzaam groetend... voorbij. Indien ik al niet glimlachend toestap op iemand die van in de verte een beetje op haar lijkt... Nogal wat vrienden en kennissen verwarren mijn bijziendheid met afwezigheid van geest. ‘Je ziet zó dat hij een dichter is,’ verontschuldigen ze mij.
Ik geloof dat iedereen in Vlaanderen die ooit terecht of bij vergissing een artiest genoemd werd, op weekendbezoek mocht naar het kasteel van gravin d'Hespel te Beernem. Mijn verblijf aldaar blijft gedenkwaardig, omdat ik er tussen de bloeiende azalea's vriendschap sloot met Gaston Duribreux, naar wie ik van in mijn prille jeugd had opgekeken. De andere kunstenaars die ik daar leerde kennen, zie ik nog altijd als door een glas jenever: Clem Schouwenaars, Ketty van de Poel, Fernand Bonneure, Bertien Buyl, Patricia Lasoen, Rudolf Werthen... Met een schilder uit de Westhoek moest ik in een paviljoen onder dezelfde wol slapen. Tegen de morgen aan moesten wij allebei naar het toilet, maar... we konden het niet vinden, en we durfden onze gastheer niet te wekken. Dus stonden we maar op, om tot aan het ontbijt te gaan wandelen. Toen de gravin, bij monde van Jan Vercammen, mij later nogmaals uitnodigde, rilde