gedichten in geen geval mogen gepubliceerd zijn... Die dag nam ik me voor dat ik nooit nog iets wilde te maken hebben met zieken die denken dat ze dichter zijn.
1970 was ook het jaar dat Uitgeverij De Galge ‘Trojka voor Spoken’ publiceerde: een roman in briefvorm van Frans Depeuter, Walter van den Broeck en mij... Alhoewel wij, zoals te verwachten viel, nooit een frank honorarium opstreken voor dit werk, denk ik er toch nog steeds met genoegen aan terug. We lootten erom wie de eerste brief moest schrijven, en Frans Depeuter trok de kortste lucifer uit mijn vuist. Hij riep een figuur in het leven, die wel een dubbelganger leek te zijn van een keuterboertje dat ik kende. Dat bood mij de gelegenheid om een waarachtige geschiedenis te vertellen, die ik kon bevolken met mensen van vlees en bloed... Telkens weer echter poogde Van den Broeck mijn verhaal te dynamiteren, terwijl Depeuter zich verdiepte in filozofische bespiegelingen. Na een tijdje gingen de mannen met elkaar in de clinch, zodat ons boek iets voor het rariteitenkraam van de Vlaamse letteren werd. Alhoewel ik het weinig waarschijnlijk acht dat mijn modellen het boek ooit in handen kregen, moet ik hier toch vermelden dat niemand van die familie mij sedertdien nog groet... Maar misschien is het wel zo, dat ze niemand nog goedendag zeggen.
Omdat Frans Depeuter in 1970 al zijn energieoverschotten nodig had voor het bouwen en inrichten van een nieuwe woning, dreigde ‘Heibel’ op de klippen te lopen. Daarom besloten wij, na het verschijnen van het tweede nummer van de zesde jaargang, de redaktie uit te breiden met Marc Andries, Jan Berghmans, Armand Boni, Jan de Roek, Dries Janssen, Hubert Lampo, Walter van den Broeck, Jan van den Weghe en Herman Vos. Vooral de redaktievergaderingen (nu eens in de ‘Artepik’ te Lichtaart, dan weer in ‘De Mutsaert’ te Grobbendonk, of ergens in Averbode of Geel...) werden onvergetelijke