iets over mensenschuwheid zeggen... en eenklaps vond ik inderdaad dat ik naar motteballen rook. Alsof het zo moest zijn, kreeg ik in die dagen het bezoek van Frans Depeuter, een oude schoolvriend, die duidelijk aan eenzelfde gevoelen van isolement en uitzichtloosheid laboreerde. Het duurde niet lang of Frans en ik waren elkaars klankbord. In elkaar vonden we ook de durf om naar buiten te treden: in 1961 richtten we de Herentalse Kunstkring op. Het kwam erop neer dat we het initiatief namen om alle artiesten uit Herentals en omstreken naar hotel ‘De Zalm’, tegenover het stadhuis te Herentals, te loodsen. Dat was voorwaar een heterogeen gezelschap! Walter van den Broeck was erbij, met twee manuskripten onder de arm, en achterdochtig wikkend en wegend of hij zich wel kon of mocht verzoenen met sommige uitingen van aristokratie en kapitalisme. Hij smeekte een ander lid van de bende om in 's hemelsnaam nooit meer met zijn (nogal limousineachtig uitgevallen) Ford te stoppen voor zijn ouderhuis in de Koperstraat te Olen: de mensen daar zouden weleens kunnen denken dat de Van den Broecks het met de bazen aanlegden. De mentor van de groep was de dichter Bertiven, die in die jaren onderpastoor te Herentals was. Bert was niet alleen een kanselredenaar uit de duizend, hij kon ook jonge mensen animeren en entoesiasmeren. Hij was van Nederlandse afkomst en had een welhaast feilloos taalgevoel, wat in die dagen een uiterst zeldzame gave was. Omdat alles wat hij in de kerk wilde veranderd zien ook metterdaad werd omgebogen tijdens Vaticanum II, verdenk ik hem er nog van dat hij in illo tempore een drukke korrespondentie voerde met Johannes XXIII. De nestor was kunstschilder Remy de Pillecijn, een neef van Filip. Remy had iets van de klowns, de bohémiens en de ratés die hij schilderde. Bovendien deed hij zijn best om van elke samenkomst een zuippartij te maken. Wie Remy naar huis bracht, mocht ervan verzekerd zijn dat hij als beloning voor
zijn